Buiten de Orde - mei 2003
Bijlage: 70 jaar Pinksterlanddagen


Inhoud:

Wijnovergoten & donkergebeitst - wdw
De geschiedenis van de Pinksterlanddagen
- Arie Hazekamp
en Roland Hurrelbrinck 
Het anarchisme van de anarcha’s uit de jaren tachtig
- Yolanda Winkelhuyzen

Een rondje appelsap
- Henk de Groot

PL enquête 2000
- Menno Sijtsma
Het kampeerterrein tot Vrijheidsbezinning - zoals de ouden zongen zo piepen de jongen

Voor altijd Babylon - Door Paul Dijkstra

Pinkster Mobilisatie 1933
- Henk de Groot
Het anarchisme is een vrijheidslievende zaak om over te laten aan de anarchisten alleen…
- Rudolf de Jong
Te gast
- Weia Reinboud
Tien jaren die Appelscha deden sidderen
- Jan Bervoets
Het duffe landje der Droogstoppels
- Bert van Wakeren
Nou gefeliciteerd…..
- Cor van Gelder
Hadjememaar


Wijnovergoten & donkergebeitst

En, hoe voelt het om terug te zijn ? – Met deze slagzin begon de verslaggeefster haar interview aan het wijn-overgoten staketsel. – Na zó lange afwezigheid, moest zij er nog aan toevoegen. Hoe het voelt ? Ik twijfelde.
Na jarenlang – voor allen hier aanwezig – áfwezig te zijn geweest, begon ik opnieuw te twijfelen. Het barstte zomaar los in alle hevigheid en met grote gretigheid wierp mijn hele denkmachine zich op de rijzende twijfels, de alsmaar rijzende twijfels. Ik, de verslaggeefster en alle anderen hier aanwezig, aan het wijnovergoten staketsel.
Had ik me dan niet voorgenomen, na al die tijd, om voortaan alle twijfels vóór te zijn, en meteen van dienst te zijn met een kordaat antwoord ? Of vergis ik me ? Duurt het bedenken ervan per definitie net iets te lang?
Een mens verlangt naar zo iets, zei ik tenslotte. - Hoe dan ook niet in staat om concreet tegemoet te komen aan het verlangen van de verslaggeefster, noch aan dat van enige andere aanwezige hier, gaf ik me over aan een ander verlangen, meer bepaald een in zekere zin illuster verlangen. Dat was toen, als ik het zo mag zeggen, de doorvrochte betekenis van mijn antwoord. En alle aanwezigen hier knikten. De twijfels werden blijkbaar ineens als zodanig over de kling gejaagd, dat de zogenaamde verslaggeving dus toch nog kon plaatsgrijpen. Haastig boog iedereen zich over deze situatie, alsof er wat te rapen viel.
Het wijnovergoten staketsel was tegelijk nog meer naar de achtergrond verdrongen zodat het daar als het ware dienstdeed als baken op de overgang naar woeliger water. De enige eigenschap ervan die nog slaagde door te dringen tot de onrustige stuiptrekkingen van het verslag, was de kleur, op zijn minst van belang naar ik vermoed voor het leggen van enige intonatie in het anders zo kleurloze optiek. Méér dan genoeg eigenschap voor een onnozele baken, dacht ik zo. De verslaggeefster pende er lustig op los, vroeg af en toe eens iets te herhalen. Tenminste, dat deed ze aanvankelijk, want telkens ze het vroeg ontstond een dusdanige verwarring over wat nu eigenlijk moest herhaald worden, en of men zich überhaupt nog iets herinnerde van wat de bedoeling was dat het herhaald werd, een dusdanige verwarring dat een warme schoot zich opende voor de van verlatingsangst piepende twijfels. En gezien dit laatste allerminst wenselijk, pende de verslaggeefster wanneer ze ergens de draad kwijt was, spoedig wat ze er zelf van brouwde, voilà.
In plechtige bewoordingen beloofde ze mij de notities te laten geworden ter beoordeling, correctie en aanvulling, vóór de publicatie ervan uiteraard. Van de aanwezigen hier moest ik me voorts niet veel aantrekken, want die zouden niet eens in staat zijn zich hoegenaamd iets samenhangends te herinneren, en was het al zo, dan zouden zij - als hazen - van het uiteindelijke resultaat niets dan de oorspronkelijkheid beamen. – Nooit kwam ik sneller tot een akkoord, vraag mij niet of het aan de plechtigheid der woorden lag of aan de soliede indruk die heur argumentatie naliet. Zodanig uit het zicht ondertussen (en uit het hart) was elke twijfel, dat ik erin slaagde een ontspannen kop te presenteren en nog wel met opengespreide armen ook.
Na jarenlang – voor allen hier áánwezig – áfwezig te zijn geweest, doet het me flink deugd hier terug te staan. Zoiets. Ik zei het volkomen rustig en tegelijk illuster. De verslaggeefster kribbelde de pen. …mét de pen. Dit had ik met één oog in de gaten terwijl mijn andere oog de rest van de omgeving registreerde.
Eerlijk gezegd hadden we al behoorlijk voor verwarring gezorgd, en ik knipoogde naar heur – alweer met één oog - in de weelderige wijnkleur die zich als een uitgerafelde drapeau over de situatie vleide. De verslaggeefster echter was volledig in de ban van het professionalisme, waardoor elke reactie uitbleef natuurlijk. Geen overbodige vormen van communicatie dus. Niet nu. – Het werd stilaan tijd voor de verwarring om neer te dwarrelen, … - behoorlijk frustrerend is dat. Behoorlijk frustrerend.
Maar goed, alles bij elkaar presenteerde ik een vermeldenswaardige ontspannenheid. Met andere woorden, ik was nog perfect in staat om niet te dramatiseren. En niet dramatiseren stond hoog in het vaandel.
Om te beginnen stond het akkoord waarover sprake niet meteen gelijk aan een gelofte. Nee, sla me dood als dergelijke opgeblazen taal uit mijn mond komt.
Er moet benadrukt worden, en het kan maar niet voldoende worden benadrukt, dat de verwarring zodanig behoorlijk was dat niets in de trant van hogere principes veel verder draafde dan enkele gebalde woorden, alvorens compleet onder te gaan in ontkenning. Dat was natuurlijk heel spijtig voor het professionalisme van de verslaggeefster : het dwarrelde neer – dat laat zich al raden – mede neer met de aan frustratiekrachten onderworpen verwarring tot een bobbelig tapijt van ergerlijke lulkoek.
Aai was bek on steetsh of iets dergelijks, was wat ik er tot vervelens toe tussendoor mompelde. Tot vervelens toe omdat ik absoluut vond dat verveling niet mocht ontbreken. Apsoeloetelie not.
Zij pende het allemaal neer. Professioneel, maar ik, de wedergekeerde, ontevreden, móest met mijn bedorven vingers, als een verschrompelde schlemiel, de hele zaak manipuleren. Obsessionele ontevredenheid, noemt men dat. (waarschijnlijk omdat iemand het zo noemen moet). Maar zij pende het allemaal neer en ik wist het weer helemaal ! En elke vraag die mij gesteld werd, had ik wel verwacht, zo zei ik. Of : blij die vraag te horen. Iets dergelijks.
Ik pauseerde een seconde. Of twee seconden. Dan, net voor ze ongeduldig de vraag wilde herhalen, begon ik. Als zij zonodig mijn knipoog moest negeren, dan doe ik maar zo, dacht ik. Overigens werd dit door alle anderen hier aanwezig erg gesmaakt. Voor mijn part zagen ze er de routine in die ondanks mijn afwezigheid onaangetast was gebleven. Schijnbare routine waarbij zekere atributen niet mochten ontbreken. – Dit lijkt me nogal vanzelf-sprekend. – Atributen vooral die zeer snel – en dan druk ik het nog zacht uit – zeer snel de status van fetisj ver-werven, een weinig benijdenswaardige status overigens.
Niets is erger dan in de gaten te worden gehouden met lege handen. Zoiets is al te belachelijk. Neen, het is ondenkbaar. U en ik – ik zei het uitdrukkelijk en zonder geknipoog tegen de verslaggeefster – we worden voort-dúrend in de gaten gehouden. – Nou zette ze zó een ogen op ! – wat echter niet verhinderde dat ze voortdeed met pennen. En gelukkig deed ze voort met pennen of er was niet eens gekribbel geweest en ook geen bron. Mijn hele terugkeer zou onopgemerkt zijn gebleven. De anderen hier aanwezig zouden, net als ikzelf uiteraard, in afwezigheid vertoeven, een volstrekt onachterhaalbare locatie is dat.
Behalve de pen en het papier waren er natuurlijk de werkelijk waarachtige en ondubbelzinnige atributen. Er werd mij gevraagd dáár – als het even kon – dieper op in te gaan. Was ze gek ? Was ze blank ? – Ik deed alle moeite van de wereld om me iets dergelijks te herinneren. – Was ik aan een roes ontwaakt, en zo ja, wanneer ?
Ik was in elk geval obstentatief gaan leunen tegen het wijnovergoten staketsel, kwestie van het nog eens naar de voorgrond te halen, het inwendige geborrel, en mezelf op die manier van een nieuw atribuut te voorzien. Eentje dat de tijd wat visceuzer maakt. Rubberachtig zelfs. Met als resultaat dat meteen de nieuwsgierigheid werd geprikkeld wat betreft de aard en de draagkracht van het professionalisme.
De impasse werd nu snel duidelijk en in de alomtegenwoordige viscositeit slingerden ernst en emotie in lange striemen door elkaar. Plots werd ook het taalgebruik grover. Mijn gebruikelijke gelal kreeg een dreigend toontje en de verslaggeefster siste enkel nog ophitsende, opgehitste geluidjes. Hele rare geluidjes, rondbotsend in alle mogelijke richtingen, in een bal van obsessionele ontevredenheid.
Een scrotum van obsessionele ontevredenheid, snauwde ze ter correctie. En ze toonde daarbij een wreedaardige grimas, een enorm theatrale smoel, bedoel ik. Ze pende er ononderbroken op los. Zolang er geen ernstig gewon-den vielen.
En ondertussen werd het midden in de impasse overduidelijk dat de terugkeer misschien ongeoorloofd was, of dat er zelfs van terugkeer geen sprake meer was. Ha, da’s een goeie ! – Waarop meteen gejauw weerklonk van de neidig geworden toehoorders. – De openingsvraag van de verslaggeefster was dus al lang niet meer zo on-schuldig en dit op zijn beurt wierp op de hele zaak plots een heel ander licht. Is dit soms geen geval van provocatie ? vroeg ik mij af, niet zonder enige zweem van achterdocht. Het was om compleet kirrewiet te worden ! – En alsmaar meer mensen kwamen toegestroomd. Het was zelfs zo dat de ingang heel snel opgestopt raakte en dat dit op zich oorzaak was van een hele hoop tumult. Mensen die naar buiten wilden werden gehinderd door de instroom, waardoor een claustrofobe psychose werd tot leven gewekt.
Wat een toestanden. Ik leunde niet echt meer tegen het staketsel, ik plákte er tegen …en graag had ik gehad dat de constructie – die mij nu veeleer voorkwam als een met voorbedachtheid opgezet schavot – als een elastiek zou wijken om me tenslotte te catapulteren over de verbazing heen, me als een vlezige holte zou omsluiten en verzwelgen als was ik een zetpil. Ik plakte met de rug op de wijnovergoten planken, een vlieg aan een kleefstrip, snel beseffend dat een nieuw antwoord noodzakelijk was. Een ultiem antwoord als dat kon.
En ? …de verslaggeefster, ze drong erop aan toch eens dieper in te gaan op de waarachtigheid en de ondubbel-zinnigheid van de gebruikte atributen. Ik moest haar vraag niet proberen ontwijken, hield ze vol – ze toonde zich werkelijk professioneel moet ik toegeven. En ik was er niet tegen opgewassen. Dronken van opwinding over de terugkeer was ik en dergelijke concrete gedachten waren bijgevolg niet aan mij besteed. Wat mij door het hoofd spookte waren bijzonder vage ideeën. Ideeën die ik placht te koppelen aan concrete voorwerpen, concrete uitspraken, opdat ze, eens los van mij, als een teek in de pels, een stadium van werkelijke waarachtigheid zouden bereiken, gevoed door een strategie van parasitaire dubbelzinnigheid. Overigens was de keuze van de atributen een vrij willekeurige kwestie geweest – (iets wat destijds strikt geheim moest worden gehouden).
Was u dan zo naïef ? snauwde ze. – Iedereen was naïef, antwoordde ik. En we werden bovendien voortdurend in de gaten gehouden. – De verslaggeefster sloeg de ogen neer. Ze pende. Het irriteerde me, mateloos. Gelukkig was haar verschijning niet mis – ik weet niet waar mateloze irritatie anders zou geëindigd zijn. Nee, ze bleef gewoon de knappe opgehitste professionele, nou, hoewel, weliswaar, toch hier en daar al wat losser wordend weefsel, merkte ik. Enfin, ze was niet mis. Haar gepen moest ik er bij nemen, ik heb het reeds uitgelegd. Het is als de dingen des levens zelve. Het maakte simpelweg deel uit van de terugkeer.
Zo was het en ik ging er even bij zitten. Ergens was nog onopvallend een stoel blijven staan, die ik daarvoor in gebruik nam. Een klapstoeltje was het in feite, vervaardigd uit een vrij lichte houtsoort, wat het soortelijk gewicht betreft althans. En het was helemaal niet wijnovergoten, het was donkergebeitst.
Het feit dat ik was gaan zitten echter dreef haar hitsigheid nog op en het leek er zelfs op dat het tumult bij de ingang en de claustrofobe gevolgen ervan massapsychotische proporties aannamen. Maar toch, het bleek me te kalmeren. Op één of andere manier kon ik mij verzoenen met één of andere parallel die tot stand werd gebracht met wat ik tot dat ogenblik had getypeerd als dat illustere verlangen van me.

wdw, Appelscha, 1993


 

Kwaadwillige bedoelingen van die anarchistische elementen’

De geschiedenis van de Pinksterlanddagen (1924-1940)

Dit jaar worden op het terrein ‘tot Vrijheidsbezinning’ in het Friese Appelscha voor de zeventigste keer de Pinksterlanddagen georganiseerd. De combinatie van een meerdaags festival met politieke bijeenkomsten en culturele manifestaties waarbij de honderden deelnemers hun tenten opslaan, is uniek. Neerlands enige anarchistische traditie is evenwel van oudere datum en vond zijn oorsprong evenmin in dit veendorp van weleer.

door Arie Hazekamp en Roland Hurrelbrinck 

De eerste Pinkstermobilisatie
Als gevolg van de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog en de hoop die de Russische Revolutie in brede kring bracht, groeide een generatie jongeren op die ontvankelijk was voor het anarchisme. Zij sloten zich begin jaren twintig aaneen in het Vrije Jeugd Verbond (VJV). In deze kring was het Jo de Haas (1897–1945) die in 1923 het idee opperde een manifestatie te organiseren om de jeugd te mobiliseren tegen militarisme en oorlogsvoorbereiding, en te pleiten voor weigering van de militaire dienstplicht. De Haas was een van de belangrijkste woordvoerders van de anarchistische jeugdbeweging en zijn idee vond voldoende weerklank bij zijn strijdmakkers. Zodoende werd in 1924 de eerste Pinkstermobilisatie gehouden op een terrein bij Amersfoort. Dat het antimilitarisme het thema van de bijeenkomst was, bracht de autoriteiten in hoogste staat van paraatheid. Het terrein van de manifestatie werd permanent bewaakt. Militaire objecten in de omgeving werden uitgebreid beveiligd en de soldaten zoveel mogelijk met verlof gestuurd. Rond het vliegveld Soesterberg waren voorafgaand aan de mobilisatie meerdere heidebranden geweest, wat de commandant direct in verband bracht met de ‘kwaadwillige bedoelingen van die anarchistische elementen.’
De eerste Pinkstermobilisatie trok enkele honderden bezoekers uit het hele land. Er werd muziek gemaakt en gecolporteerd met bladen in Amersfoort, hetgeen de nodige schermutselingen met de politie opleverde. Openbare meetings gehouden met sprekers uit de beweging vormden de hoofdmoot van de bijeenkomst. Het radicale antimilitarisme duidelijk verwoord door Jo de Haas. Andere bekende namen uit de jeugdbeweging als Herman Schuurman en Jo Meijer hielden lezingen met als respectievelijke titels als ‘Over en tegen politie’ en ‘Menschelijkheid’, waarmee aangegeven werd dat de jongerenbeweging zowel een radicale als een meer gematigde vleugel kende.
De oproep van Jo de Haas om de jeugd te doordringen van het belang van antimilitarisme had niet alleen de Pinkstermobilisatie in Amersfoort tot gevolg. In het Friese Appelscha vond later die maand de eerste Revolutionaire Anti-Militaristische Landdag in Appelscha plaats op een terreintje dat van Staatsbosbeheer werd gehuurd. De reisafstand naar het verre ‘Holland’ was voor veel noorderlingen kennelijk een te grote hindernis gebleken zodat voor een eigen versie van de ‘Mobilisatie’ in de drie noordelijke provincies was gekozen. 
Dat Appelscha voor deze ‘Landdag’ als locatie in aanmerking kwam had meerdere redenen. In de eerste plaats was dit voormalige veendorp van oudsher een bolwerk van het vrije socialisme c.q. anarchisme. De strijd van de veenarbeiders voor betere levensomstandigheden had een lange traditie die mede door Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846–1919) werd geïnspireerd. Appelscha telde in de jaren twintig een grote groep anarchistische jongeren, veelal kinderen van gelijkgestemde ouders. In Appelscha had de beweging tevens ervaring met de organisatie van grote openbare bijeenkomsten in de buitenlucht. Voorts heeft het dorp een gunstige ligging ten opzichte van de provincies Groningen en Drenthe.
De Landdag was wat opkomst betreft een groter succes dan de eerste Pinkstermobilisatie. Vanuit het hele noorden waren ruim 600 mensen naar Appelscha gekomen. In de rede voor de landdag zette Jo de Haas de noodzaak van geestelijke ontwikkeling uiteen. Voorts hield Klaas Blauw een redevoering. Blauw was geboren en getogen in het nabij gelegen Wijnjeterp, en zou later dat jaar landelijk opzien baren door een noodlottig ongeval met zijn revolver waarbij hij om het leven zou komen. 

Volgende Pinkstermobilisaties
Na het succes van de Pinkstermobilisatie was iedereen er van overtuigd dat deze manifestatie een vervolg diende te krijgen. Dit maal werd gekozen werd voor het voorterrein van de Engendaalschool in Soest, die in gebruik werd genomen als keuken en kantine. Bij deze tweede Pinkstermobilisatie van 1925 bleek de opkomst groter dan bij de eerste keer. Veel nieuwe gezichten waren afkomstig uit de veenstreken van het noorden van het land.
Uit het programma werd opnieuw duidelijk dat het VJV ook bestond uit zoekende jeugd die zich niet zondermeer op het anarchisme wenste te oriënteren. Zodoende was een van de sprekers de communist Jacques Engels die een rede hield met de titel ‘De Revolutionairen, wat hen bindt en wat hen scheidt.' In zijn toespraak betoogde hij dat het anarchisme te eenzijdig was georiënteerd en dat het communisme te gecentraliseerd was, waardoor het kwetsbaar was voor corruptie. De jongeren dienden een synthese zien te vinden tussen centralisme en federalisme, tussen communisme en anarchisme. Deze zienswijze werd in het daarop volgende debat echter heftig bestreden door Anton Constandse en Herman Schuurman, die het antimilitarisme van de vrije jeugdbeweging niet dienstbaar wilden maken aan de politiek en aantoonden dat begrippen als proletarische staat en rood militarisme slechts gebruikt werden om de arbeiders te misleiden.
Constandse hield tevens een rede over ‘Jeugd en Anarchisme’, waarin hij de overeenkomsten tussen beide ter sprake bracht. ‘Het enthousiaste en overgegevene, het breken met elken dwang, het verzet tegen discipline en tucht, ... "Doe wat je wil!" Deze leus zullen ook de jongeren tot de hunne moeten maken, ook en vooral ten opzichte van het militarisme, wat dan daarop neer zal komen, dat de jeugd niet met zich zal laten doen wat de ouden heeren militaristen willen.’
In de aanloop naar de derde Pinkstermobilisatie in 1926 trad een sterker wordende scheiding der geesten op in de jongerenbeweging. Degenen die zich zondermeer voor het anarchisme uitspraken, hadden zich vanaf eind 1923 gegroepeerd rond het blad ‘De Moker’. De vleugel die meer zag in een bredere oriëntatie schaarden zich daarna rond het tijdschrift ‘De Branding’. Zij verlieten het VJV en richtten het Verbond van Opstandige Jeugd (VOJ) op. Desondanks bleven beide stromingen samenwerken in de organisatie van de jaarlijkse Pinkstermobilisatie. Dat bleef een gezamenlijke onderneming.
De derde antimilitaristische Pinkstermobilisatie was een internationaal gebeuren. Wederom was Soest als locatie gekozen. De autoriteiten wilden op alles voorbereid zijn. Alle wegen naar de vliegbasis Soesterberg waren al voor aanvang van het kamp afgesloten. De burgemeester van Soest was op non-actief gesteld en vervangen door een legerkapitein die als hoofd van de politie optrad. Aan de grens werd door de douane in nauwe samenwerking met de recherche, alle buitenlanders geweigerd die als eindbestemming Soest of Amersfoort opgaven. Iedereen die zich buiten het kamp bevond, werd door aanwezige agenten gevolgd en iedere vorm van propaganda buiten het kamp trachtte men tegen te gaan. Er was ongeveer evenveel politie op de been als er deelnemers waren. En deelnemers waren er in ruime mate, wel bijna 500.
Volgens Jo de Haas, die de bijeenkomst opende, werd door de overheidsmaatregelen eens te meer bewezen van welke kant volgens de kapitalistische regeerders het gevaar dreigde. Hij wees daarbij op de bijeenkomst van de sociaal-democratische AJC in Amsterdam, die van de autoriteiten de beschikking had gekregen over legertenten en waarvoor extra treinen reden voor de deelnemers.
Vrijwel uitsluitend buitenlandse sprekers waren uitgenodigd. De aanwezigen luisterden naar geestverwanten uit Berlijn, Parijs, Brussel, en Zurich. 's Avonds was er een kunstavond met een Amsterdamse mandolineclub, het VJV-zangkoor uit Rotterdam en de bekende declamator Jan Mesman. Ook werd onder het mom van `Das elastische Acht' door enkele Duitse kameraden de achturige werkdag aan de kaak gesteld. De volgende dag sprak Marcia Williamson over dienstweigeren in Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook werden er protestnota's opgesteld inzake mishandeling van dienstweigeraars in onder andere Rusland en Tsjecho-Slowakije. 
Op aanraden van de Vlaamse antimilitarist Hem Day werd `s avonds na afloop de grondslag gelegd voor de Anarchistische Jeugd Internationale (AJI). De doelen van het AJI waren het organiseren van een persdienst voor de jongeren; het verlenen van hulp aan politieke ‘misdadigers' en het organiseren van internationale jeugdbijeenkomsten. Later zou blijken dat het bleef bij het aanknopen van contacten met buitenlandse geestverwanten. De AJI kreeg in het buitenland namelijk geen navolging en door de heersende controverse onder de jongeren zelf over de keuze voor het anarchisme zou zij ook binnenslands geen rol van betekenis gaan spelen. Vanaf 1927 zou er slechts zeer onregelmatig in een in het Esperanto geschreven blaadje verschijnen. Doordat zich onvoldoende abonnees opgaven bleek een Nederlandstalige uitgave niet eens mogelijk.
Verschillende deelnemers aan het Pinksterkamp beschouwden dit initiatief als een onderonsje onder ‘bonzen’. Sommige deelnemers aan het kamp waren bij de oprichtingsvergadering weggestuurd onder het mom dat het geheel geheim was. Voorafgaand aan de werkelijke oprichting was gesteld dat het zou gaan om een Anti-militaristische Jeugd Internationale, maar pas tijdens de vergadering zelf werd de ware naam duidelijk. De Brandinggroepen namen meteen afstand van deze oprichtingsvergadering, mede vanwege het expliciet anarchistische karakter van deze nieuwe organisatie. 
Tijdens deze Pinkstermobilisatie stelden de aanwezige noordelijke groepen voor dat de komende mobilisatie in Appelscha zou worden gehouden in plaats van in het westen. Dit voornemen werd met instemming begroet. Hier werd een traditie geboren. 

Scheiding der geesten
De Pinkstermobilisatie die in 1927 moest plaatsvinden in Appelscha was van meet af aan de inzet van een machtsstrijd tussen de beide organisaties die de jongerenbeweging telde. Het VOJ bracht een organisatiecomité in stelling met vrijwel uitsluitend noorderlingen. Uit Appelscha zelf was het drietal Jurjen en Gelte Hoogeveen en Johan Mulder afkomstig. Jouke Lenstra vertegenwoordigde de Vrije Jeugd Groep uit de stad Groningen en zou tot in de jaren zestig actief blijven rond het terrein. Uit Franeker kwam de enige vrouw uit dit gezelschap, de verpleegster Jel van der Ploeg. De enige uitzondering gold Jo de Haas, die inmiddels zijn buik vol had van het heftige cultuurtje in de Amsterdamse beweging. Als gevolg daarvan vertoefde hij veelal in de drie noordelijke provincies. Dit Comité wenste zich met name door toedoen van de Haas duidelijk te onderscheiden van het VJV. Vandaar het besluit in plaats van de term Mobilisatie het begrip Pinksterlanddagen (PL) te introduceren. Dit begrip Landdagen werd in Appelscha reeds gebruikt bij de jaarlijkse antimilitaristische bijeenkomst rond het begin van de zomer. 
Het VJV hield echter in Amsterdam haar eigen voorbereidingsvergadering voor de Pinkstermobilisatie ‘27. Zij besloten eveneens dit evenement in Appelscha te gaan houden. Herman Schuurman die deel uitmaakte van deze voorbereidingsgroep huurde het benodigde terrein van Staatsbosbeheer. Dat hij dit stiekem had gedaan in de pauze van een gezamenlijke vergadering van de jeugdbeweging in Appelscha, werd hem bij het bekend worden van deze daad bijzonder kwalijk genomen door de uit het dorp afkomstige VOJ-ers die bij de voorbereiding van de Pinksterlanddagen betrokken waren. Jo de Haas verklaarde daarop als rechtgeaard anti-militarist ‘de oorlog’ aan Schuurman. Een nieuw conflict was geboren, versterkt doordat het VJV een voorstel deed tot hernieuwde samenwerking rond de bijeenkomst met Pinksteren, maar wel op hun voorwaarden.
De Noordelijke Mokerjongeren waren het echter niet eens met deze gang van zaken binnen het Amsterdamse VJV, waar de Mokerianen dominant waren. Tinus Veenstra van de Mokergroep Oosterwolde en de pas opgerichte Mokergroep Musselkanaal protesteerden met klem tegen wat zij ‘onzedelijke handelingen’ noemden van hun voorbereidingscomité.
Hierop startten bemiddelingspogingen om beide groepen net als in het voorgaande jaar te laten samenwerken rond de Pinksterbijeenkomst. Zowel Moker- als Brandinggroepen riepen onder de naam Noordelijke Revolutionaire Jeugdgroepen op voor een vergadering voor 18 en 19 december om de kwestie op te lossen. Oorspronkelijk was Appelscha als vergaderplaats gekozen, maar nadat dit door de burgemeester verboden werd, moesten de jongeren uitwijken naar café Blauw te Wijnjeterp. 
Tinus Veenstra riep de beide organisaties op om samen de Pinkstermobilisatie te gaan voorbereiden en wel op dezelfde grondslag als de afgelopen jaren. Dit zou dus een revolutionaire antimilitaristische strekking inhouden en niet specifiek een anarchistische. De Amsterdammers dienden daarop een motie in waarin men weigerde men nog langer samen te werken met Jo de Haas, en een tweetal andere prominenten afkomstig uit het VOJ-kamp. Hen werd namelijk verweten door hun onderlinge persoonlijke ruzies met Herman Schuurman een rem op de beweging te zijn. Herman Schuurman zelf was inmiddels uit het voorbereidingscomité van het VJV gestapt, maar maakte nog wel deel uit van De Moker. Een motie van de stad-Groninger Derk Ploeger om deze bezwaren weer in te trekken werd door de meerderheid echter verworpen. Hierrna ontaardde de vergadering in een fikse ruzie tussen de Haarlemmers (initiatiefnemers van het VOJ) en de Amsterdammers (trouw aan het VJV) met verwijten over en weer omtrent de scheuring van het VJV. 
De vergadering werd door de vertegenwoordigers van beide Hollandse steden gedomineerd. De tot samenwerking neigende noorderlingen kwamen er op de door henzelf georganiseerde vergadering niet meer aan te pas. Anne Veenstra uit Warga had een verklaring hiervoor en schreef aan de Derk Ploeger: ‘Weet je Derk wat de grootste pest is voor de lui uit Friesland en misschien ook Drenthe en Groningen? Dat ze in hun dagelijkse omgang steeds hun dialect of eigen taal spreken. Ze denken steeds in het Fries, 't Drents enz. Wanneer ze nu een woord of wat Hollands moeten spreken, zijn ze er glad af. Wat ze in gedachten bij zich hebben, kunnen ze niet zoo handig in woorden in Hollands omzetten. Dat is één der redenen waarom de Noorderlingen zelf zoo weinig zeggen.’ 
Een extra pauze moest worden ingelast om de gemoederen te bedaren. Hierop werd de Amsterdamse motie afgezwakt tot een versie waarin gepleit werd tot samenvoeging van beide comité`s om tot een tijdelijk samenwerkingsverband te komen, waarna men op de PM zelf tot een oplossing zou proberen te komen. Deze werd met ruime meerderheid aangenomen. Toch waren daarmee de problemen niet opgelost. Jo de Haas, de Heintje Davids van de beweging, kondigde aan te stoppen met spreekbeurten, nadat ondermeer in De Vrije Socialist stukken waren verschenen afkomstig van de Amsterdamse VJV-ers die hem in zijn eer aantastten. In navolging van Jo de Haas besloten de belangrijkste VOJ-groepen (Groningen en Haarlem) af te zien van verdere samenwerking met het VJV. Dit op grond van de onverdraagzaamheid binnen deze organisatie, hetgeen in een circulaire werd uiteen gezet. Gehekeld werd de opvatting binnen het VJV dat ondermeer De Haas een rem op de beweging zou vormen, maar ook het optreden van de Amsterdammers die achteraf zouden hebben verteld dat hun motie op de vergadering in Wijnjeterp als een ‘doekje voor het bloeden’ grif werd geaccepteerd. 
Dit optreden van de VOJ leidde tot kritiek van de noordelijke Mokerjongeren. De groep uit Musselkanaal bekritiseerde de suggestieve inhoud van de circulaire, en vond dat de schrijvers achteraf de stemming probeerden te beïnvloeden. Men stelde dat het genoemde drietal niet als rem voor de beweging werd gezien, maar een rem met betrekking tot de samenwerking voor de Pinkstermobilisatie. De groep stelde dat het merendeel van de VOJ-ers nu wel nee tegen de voorgenomen samenwerking met het VJV zou zeggen. 
Ze kregen gelijk. Alle VOJ-groepen, met uitzondering van Rotterdam en Heiloo, stemden met het genomen besluit in. Daarbij werd meteen opgemerkt dat deze gang van zaken bespottelijk was. Het betekende immers dat er twee Pinksterlanddagen in dezelfde plaats gehouden zouden gaan worden. Voorgesteld werd om het geheel maar af te blazen en het later in het jaar opnieuw te proberen met een Landdag voor alle Noordelijke Revolutionaire Jongerenin Appelscha. Deze bizarre situatie werd ook door het VJV ingezien en zij besloten een terrein in Arnhem of Enschede te regelen. Het huurcontract van Herman Schuurman werd vervolgens aan het VOJ overhandigd. 
Het wegvallen van het VJV leverde wel de verwachting op dat het kamp een stuk kleiner zou worden. Daarom werd de gedachte geopperd samen te werken met de oudere vrije socialisten. Deze hielden echter onder de noemer van het actieve Noordelijk Propaganda Comité (NPC) ieder jaar met Pinksteren een regionale bijeenkomst in Veendam. Gezien de relatieve kleine afstand tussen Veendam en Appelscha bestond de angst dat geen van beide organisaties uit de kosten konden komen, aangezien zij beide hetzelfde publiek trokken, dat wil zeggen anarchisten en vrije socialisten uit de noordelijke regio. Uiteindelijk werd besloten het NPC voor te stellen een gezamenlijke activiteit te plannen in Assen of omgeving, zo halverwege tussen Appelscha en Veendam, waar door de jongeren gekampeerd kon worden. Op 13 maart werd door het NPC in café ‘Het Vosje’ in Veendam met algemene stemmen besloten om in plaats van hun traditionele Pinkstermobilisatie in Veendam te houden, deze keer in samenwerking met het VOJ van 4 tot 6 juni 1927 Pinksterlanddagen in Assen te organiseren. Hierop werd door de VOJ een nieuwe gezamenlijke voorbereidingscommissie gevormd met Derk Ploeger, Cathrien Eimers, Hinke Herder (allen afkomstig uit de stad Groningen) en Sijte Bloemsma (Emmercompascuum). Aangezien in Assen zelf geen geschikt terrein werd gevonden, werd uitgeweken naar Rolde op ongeveer drie kwartier lopen van Assen.

Pinksterlanddagen 1927
Het kamp van de VOJ in Rolde werd geopend door Wim Koppen, de Haarlemmer die een centrale rol in de organisatie vervulde. De grote schuur waar hij sprak was mede door de overvloedige regen tot de nok gevuld met ruim 500 mensen. De eerste spreker, Jo van den Eijnde, (ook afkomstig uit Haarlem) waarschuwde tegen de gevaren van alcohol en morfine. De organisatie moest zich later verantwoorden, omdat er in het uitgedeelde programma advertenties voorkwamen van een bierbottelaar en een sigarenhandelaar. Het was de bedoeling dat zijn rede gevolgd zou worden door een colportagetocht door Rolde, maar aanwijzingen dat de overwegend streng gereformeerde bevolking tegen hen was opgeruid, leidde tot afzien van dit voornemen. 
Vervolgens kwam De Branding ter sprake. Het blad had een oplage van 1500 exemplaren. Voor de afsplitsing van het VJV bedroeg dit aantal echter 5000 stuks. Dit bleek te gering om quitte te draaien. Volgens Jo de Haas hadden voornamelijk de noordelijke jongeren die weer met De Moker waren gaan samenwerken, hier schuld aan. Zij werkten niet meer met De Branding. Ondanks een voorstel het blad maar op te heffen, werd slechts besloten Jel van der Ploeg, de redactie-administrateur, uit haar functie te ontheffen omdat zij het contact met de noordelijke Mokerjongeren niet goed onderhouden had. .
Tijdens de optocht voorafgaande aan de openbare meeting in Assen werd de stoet aangevoerd door het muziekkorps ‘Liberté' uit Emmer-Compascuum, dat geheel bestond uit vrije socialisten. De optocht was op het laatste moment verboden door de burgemeester van Assen, maar daar trokken de deelnemers zich niets van aan. Toen men alsnog vanaf het Stationsplein de stad in wilde, drong een grote politiemacht de ongeveer 700 demonstranten terug naar het plein. 
Tegelijkertijd met het kamp in Rolde was er de Pinkstermobilsatie van het VJV in Enschede onder de noemer ‘tegen rood en wit militarisme, tegen kapitalisme, ter bevrijding van de menschheid.’ Dus onder de noemer van het oude VJV, zonder uitgesproken anarchistische boodschap. Dit kamp trok beduidend minder bezoekers dan die in Rolde. 
De discussie woekerde na beide kampen verder. In een ingezonden brief in De Arbeider stelde de Amsterdammer Wim Wessels naar aanleiding van het Pinksterkamp in Rolde dat het VOJ had gebroken met diegenen die zich als anarchisten uitspraken, maar dat op de meeting propaganda werd gemaakt voor anarchisme; dat er drie uitgesproken anarchisten spraken; en dat er propaganda was gevoerd in het anarchistische blad De Arbeider. Dus restte voor hem de vraag waar nu de noodzakelijkheid van de scheuring in de jeugdbeweging was?
Derk Ploeger reageerde en gaf toe zich het meest aangetrokken te voelen tot de vrij-socialistische arbeidersbeweging, omdat die de jeugd niet misbruikte en vormde naar eigen voorbeeld. Als omstandigheden daartoe noopten was er geen enkel probleem om samenwerking met de libertaire ouderenbeweging toe zoeken, maar volgens hem was het VOJ daarmee nog geen uitgesproken anarchistische jeugdbeweging. Het VOJ wilde zich blijven openstellen voor anderen. Jongeren zijn groeiende en onvolwassen mensen en zij verkeren nog in een ontwikkelingsstadium en hebben onrijpe denkbeelden. Ploeger gaf echter toe dat het VOJ grotendeels bestond uit anarchistisch voelende jongeren.
Jo de Haas deed ook een duit in ’t zakje. Hij ergerde zich aan de kritiek van Wessels en bediende zich van termen als ‘‘t Amsterdamse vuilnis’ , ‘diep-zedenlooze Mokerbeweging’ en ‘het zijn schurftige schapen die de roskam vrezen’. Hij trok zich alles zeer persoonlijk aan en verweet de Mokergroepen opnieuw dat zij hem beschouwden als een uitvreter en een rem op de beweging. Dit bracht redacteur Jan Bijlstra er toe te melden dat De Arbeider niet open zou blijven staan voor de ruzie onder de jongeren, hoewel hij de brief van De Haas echter wel plaatste.
Desondanks werd voor de organisatie van de jaarlijkse Revolutionaire Anti-Militaristische Landdag in Appelscha later dat jaar wel weer samengewerkt tussen noordelijke Moker- en VOJ-groepen. De heersende controverse strekte zich niet uit tot de lokale groepen in het noorden. Ondanks het slechte weer trok het kamp ongeveer 400 bezoekers. De Assenaar Frankot van het IAMV droeg gedichten voor van de in de Verenigde Staten onschuldig ter dood veroordeelde anarchist Vanzetti alsmede fragmenten uit Woutertje Pieterse van Multatuli. Ook in de rede van Jan Bijlstra kwam de zaak Sacco en Vanzetti, naast diverse andere door de staat vermoorde anarchisten, aan de orde. 

Mobilisaties in Emmen
De situatie dat er door de jongerenbeweging twee Pinkstermobilisaties werden georganiseerd zou na 1927 blijven voortduren. De Hollandse jongeren hielden tot de Tweede Wereldoorlog jaarlijks hun bijeenkomst vaak op wisselende plaatsen in Noord-Holland waarbij ze meer dan eens moeite hadden met het vinden van een geschikt terrein. De jongeren uit de drie noordelijke provincies kwamen met Pinksteren in de periode 1928 tot en met 1930 samen in Emmen.
Vanaf 1928 werd de jeugdbeweging gekenmerkt door een neergang, ondermeer veroorzaakt door het ouder worden van de betrokkenen. De uitgave van De Moker werd gestaakt, terwijl ook De Branding ter ziele ging. De organisaties VJV en VOJ werden opgeheven of verdwenen geruisloos van het toneel. Veel actieve jongeren van weleer traden toe tot de organisaties van de ‘ouderen’. In het noorden bleven de Noordelijke Mokerjongeren weliswaar tot 1933 actief met name in de veenstreken van Groningen en Drenthe, maar zij sloten zich in ’28 wel aan bij de exploitatiecommissie van het weekblad De Arbeider dat in Groningen verscheen. Tevens traden ze toe tot het Noordelijk Propaganda Comité (NPC) dat in beide genoemde provincies vooral bijeenkomsten organiseerde. Ook voormalige jongeren uit het VOJ sloten zich bij het NPC aan.
Zo kon het gebeuren dat Mokerjongeren samenwerkten met voormalige VOJ-leden in de Pinkstermobilisatie van 1928. Geert Zoet (Moker) uit Musselkanaal nam de voorbereidende activiteiten voor zijn rekening en voerde het secretariaat. De dagen werden georganiseerd door Sijte Bloemsma uit Emmer-Compascuum (VOJ) en B. Redmeijer uit Winschoten (Moker). Bij Bloemsma konden ook de aanplakbiljetten en de deelnemerskaarten verkregen worden. De voorbereidende vergaderingen vonden plaats bij Pieter Potjegort in Musselkanaal, een prominent lokaal figuur die de reputatie had om altijd en eeuwig met iedereen in debat te zijn en opzien baarde door in het Gronings te reageren op een spreekbeurt van Anton Constandse. Voor deze Pinkstermobilisatie werd slechts in de drie noordelijke provincies gemobiliseerd. Hiertoe zochten de jongeren de steun van het NPC waarbij vrijwel alle actieve vrij-socialistische groepen in Groningen en Drenthe waren aangesloten. Voor het eerst werd er een bus gehuurd om de deelnemers te vervoeren. De mobilisatie trok ruim 600 bezoekers, die luisterden naar B.H. Lansink, Jo de Haas en Jan Bijlstra.
Het NPC zou blijvend bij de organisatie van de Pinkstermobilisatie in betrokken blijven. Daarnaast trad deze organisatie ook op de voorgrond van de Landdagen die de noordelijke jongeren jaarlijks in Appelscha bleven houden. In samenwerking met het NPC werden door de jongeren op 20 en 21 juli 1929 weer Landdagen georganiseerd in Appelscha. Net als in 1927 werd expliciet de term ‘Landdagen' van het vroegere VOJ gebruikt, dit om het kamp te onderscheiden van de eerder gehouden Pinkstermobilisatie in Emmen. Deze dagen stonden geheel in het teken komen van de geheelonthouding. Als sprekers waren Anton Constandse en Jo de Haas weer aangezocht. In De Arbeider verscheen naderhand een kort verslag van de hand van Tinus Veenstra. Op zaterdagavond was al ‘aardig clubje kameraden’ aanwezig op de kunstavond. De bedoeling was om daarvoor een ruime tent te gebruiken, maar daarvoor was het te warm. De avond begon met mooie vioolmuziek van Henk Geerssinga, een declamatie van Jo de Haas en levensliedjes van Jouke Lenstra. Anton Constandse droeg tot slot voor uit de werken van Heine. De zondagochtend begon met een cursusvergadering met Constandse over G.B. Shaw en het socialisme. 
Er bleken 500 aanwezigen `s middags op de meeting, waar Jo de Haas sprak over ‘anarchisten en de gemeenschap’ en Anton Constandse over ‘de leugens van de staat’. Vooraf, tijdens en na de meeting werd gezongen door de gemengde zangvereniging uit Emmer-Compascuum. Na de meeting werd een collecte voor de dienstweigeraars gehouden. En wat voor de instandhouding van de Landdagen van wezenlijk belang was, ze waren financieel geslaagd.
Net als in het voorgaande jaar werd in 1930 de Pinkstermobilisatie van de noordelijke jongeren weer in Emmen gehouden. Inmiddels was te merken dat de algehele neergang in de vrij-socialistische beweging nu ook het noorden had bereikt. Het landelijke Verbond van Anarchistische Jongeren dat na de periode van De Moker en De Branding tot stand kwam, was inmiddels ter ziele. De noodkreet van Harm de Roos uit Beets sprak boekdelen. Hij probeerde een autobus te regelen naar Emmen mits er tenminste voldoende belangstelling voor was. Hij eindigde zijn aankondiging in De Arbeider met: ‘Toe kameraden, laat je mogelijke visites of een of andere liefhebberij eens voor een paar dagen in de steek en gaat met ons naar Emmen, om nieuwe strijdlust en nieuwe geestkracht op te doen. 't Is noodig, bitter noodig.’
Deze Pinkstermobilisatie had tot gevolg dat er onder de noordelijke groepen nieuwe initiatieven werden ontplooid. Enkele jongeren gaven een nieuw blad uit, De Opruier geheten, die gretig aftrek vond. Ook werden enveloppen gemaakt met kernachtige spreuken en verschenen er tweekleurige prentbriefkaarten die getekend waren door Luc. Kisjes. Dat het nieuwe blaadje aansloeg, bleek uit de resultaten van de colportagetochten. In Stadskanaal werden 50 Opruiers verkocht, naast 50 De Wapens Neder en 40 Arbeiders. En in Oude Pekela 100 Opruiers tegenover slechts 8 Arbeiders. De daaropvolgende zondag waren Nieuwe Pekela en Alteveer aan de beurt, daar werden ruim 70 Opruiers en 39 liedteksten verkocht.
De autoriteiten waren er vanzelfsprekend minder blij mee. Op 27 mei 1930 werd tegen een tweetal colporteurs in Nieuw-Amsterdam proces verbaal opgemaakt wegens het verspreiden van De Opruier. De Procureur-generaal in Leeuwarden adviseerde echter om de zaak maar niet verder te vervolgen omdat er volgens hem dan alleen maar meer reclame voor het blaadje zou worden gemaakt.

Het terrein ‘Tot Vrijheidsbezinning’
In 1931 kreeg de bijeenkomst met Pinksteren haar definitieve naam. De Pinksterlanddagen werden vanaf dat jaar steevast in Appelscha gehouden. De aanleiding hiervoor werd gevormd door de behoefte van de noordelijke beweging de samenwerking tussen de Friezen en de Groningers een vaste grondslag te geven. Zo raakte de organisatie van de Landdagen in handen van het Fries Propaganda Comité (FPC) en het Noordelijk Propaganda Comité (NPC). Voor dit doel werd ieder jaar een terrein gehuurd van Staatsbosbeheer voor de som van tien gulden. Dit stuk grond stond bekend als ‘de kuil’. Dit betrof een diep dal in de duinen van de staatsbossen van Appelscha nabij het dorp. Het bevindt zich waar thans het in verval geraakte openluchttheater is gelegen. Met Pinksteren naar Appelscha gaan, werd een vaste gewoonte van de vrije socialisten uit het noorden. Naast een inhoudelijk gedeelte waarin diverse sprekers hun licht lieten schijnen op brandende kwesties, bood het programma ook een cultureel gedeelte met zang, muziek, toneel en declamatie. Daarnaast werd het een jaarlijks trefpunt en weerzien van oude bekenden, waar plannen aangaande te voeren acties werden doorgesproken en weer op vrije voeten gestelde dienstweigeraars hartelijk welkom werden geheten. Bijzonder aan de dagen was tevens dat er gezamenlijk werd gekampeerd in het bos.
Het motto van de Pinksterlanddagen van 1932 luidde geheel in de toenmalige tijdsgeest ‘Tegen oorlog en fascisme’ als teken dat de maatschappelijke verhoudingen ook voor de noordelijke beweging drastisch waren gewijzigd. In 1933 werd het terrein in de staatsbossen opnieuw gehuurd. Echter drie dagen voor Pinksteren kreeg de Vrije Groep Appelscha plotsklaps en botweg te horen dat de vergunning werd ingetrokken. De bij de Landdagen betrokken anarchisten uit Appelscha en omgeving waren echter goed voorbereid op het intrekken van de vergunning. Waren de internationale verhoudingen na de machtsovername van Hitler in Duitsland in januari 1933 verscherpt, in Nederland stak een reactionaire wind op na de muiterij op het schip de Zeven Provinciën. Door de snel toenemende tegenwerking van de beweging sinds deze gebeurtenissen voorzagen de anarchisten in Appelscha dat het weldra afgelopen kon zijn met het houden revolutionaire bijeenkomsten in het bos. Dit had Tinus Veenstra op het idee gebracht om in Appelscha een ‘eigen terrein’ aan te schaffen waar de Landdagen ongestoord doorgang konden vinden. Veenstra besprak zijn idee eerst in de Vrije Groep Appelscha maar vond steun voor zijn plan bij twee geestverwanten uit Leeuwarden, te weten Jan de Haan en sigarenmaker Andries de Vries. Beiden togen per fiets naar Appelscha om met Veenstra een tweetal geschikte locaties te bekijken. 
De eerste locatie was wat verder van het dorp Appelscha gelegen en bevond zich naast de boswachterwoning. Het werd van twee kanten omgeven door staatsbossen. Dit terrein was bijna drie maal zo groot als het tweede stuk grond, en er bevonden zich twee woningen op dit stuk land. Daarvoor zou heel veel geld op tafel moeten komen, terwijl heel de financiering nog niet aan de orde was geweest. De bezichtiging van de drie vrijsocialisten werd echter gesignaleerd door boswachter van Emst. Deze was een orthodox christen en een fanatiek tegenstander van de anarchisten. Aangezien Veenstra geen onbekende was van de boswachter werd het drietal voortdurend in de gaten gehouden. Van Emst die het bezoek kennelijk verdacht vond bleef maar heen en weer rijden met zijn auto zolang de vrije socialisten in de buurt bleven. Dit terrein bleek gezien de kosten die het met zich mee zou brengen, te hoog gegrepen.
Het tweede terrein dat Tinus Veenstra op het oog had was een stuk bouwland aan de rand van de staatsbossen ten zuiden van de Aekingaweg in Oud-Appelscha. De eigenaar was Andries Baas, de overbuurman van Veenstra, een keuterboertje. Deze wilde wel af van dit stuk grond. Het was namelijk scheef aangelegd hetgeen voor de bewerking niet erg praktisch was. Baas werkte uit noodzaak echter ook voor Staatsbosbeheer en was daardoor afhankelijk van boswachter van Emst. Daardoor konden de vrije socialisten dit stuk land niet rechtstreeks van Baas kopen. Deze zou de verkoop niet aangedurfd hebben, aangezien hij het werk bij de boswachter daardoor had kunnen vergeten. Er werd over dit plan dan ook verder met niemand gesproken. Wanneer het plaatselijk bekend zou worden, zou aankoop geen enkele schijn van kans maken.
Vervolgens verzonnen de vrijsocialisten een list. Er werd contact opgenomen met geestverwant Binne Rooks die een oomzegger was van de eigenaar. Deze nu kocht het terrein en liet zijn oom in de waan dat zijn belangen voor het stuk land persoonlijk van aard waren. Rooks die als stroman fungeerde, verkocht het land weer door aan de in het leven geroepen Stichting Tot Vrijheidsbezinning die op 20 november 1933 tot stand kwam. Hiermee was een bedrag gemoeid van f 500,- dat renteloos geleend werd van drie geestverwanten. Andries de Vries en Cathrinus Mulder, een koopman uit Duurswoude leenden ieder f 100,-, terwijl Theun de Jong, chef van de verbruikscoöperatie in Assen maar liefst f 300,- in de onderneming stak. Laatstgenoemde verzon de naam van de stichting. Het heeft lang geduurd voordat dit drietal werd terug betaald. De beweging was immers ‘zo arm als de mieren’.
Dat het eigendom van het terrein in de vorm van een stichting werd gegoten, was het idee van Mr. S.K. de Waard uit Groningen. Deze advocaat was een links-liberaal die de noordelijke vrijsocialistische beweging voortdurend ter zijde stond als juridisch adviseur of als strafpleiter, bijvoorbeeld ten gunste van de dienstweigeraars. Gezien het onderlinge geharrewar dat de beweging voortdurend kenmerkte, had hij de vorm van een vereniging afgeraden. Het terrein zou zo een speelbal van elkaar bestrijdende groepen kunnen worden. Dit terwijl tijdens de landdagen van de IAMV in Heerenveen een bijeenkomst plaatsvond waarbij wel degelijk sprake was te komen tot een ‘coöperatieve vereniging tot exploitatie van een meeting- en kampeerterrein te Appelscha’. De Waard stelde ook de stichtingsakte op die bij notaris Bakker in Oosterwolde werd beschreven. Contributies van geestverwanten, die contribuanten werden genoemd, zouden het terrein financieel draaiende moeten houden. De vergadering van deze contribuanten vormde dan ook het hoogste orgaan binnen de stichting. Hoofddoel van de stichting was ‘het geven van gelegenheid tot kampeeren en het houden van bijeenkomsten, een en ander ten dienste en tot bevordering van de vrijheidslievende socialistische beweging in den ruimsten zin’. 
Met de aankoop van het terrein door Rooks in het voorjaar van ’33 waren de Pinksterlanddagen van 1933 nog niet gered. Het stuk bouwland kon niet bijtijds gereed gemaakt worden om als kampeer- en meetingterrein te fungeren. Gelukkig kon uitgeweken worden naar een heideveldje ten zuiden van het huidige zwembad. Enkele leden van de Vrije Groep Appelscha wisten dit via een toevallige relatie voor elkaar te krijgen. De actie van de autoriteiten om de Pinksterlanddagen te verhinderen bleek dus geen succes. Op de dagen zelf verscheen bij de ingang een haag van marechaussees om de deelnemers te intimideren, terwijl de burgemeester vanaf veilige afstand het gebeuren met een verrekijker in de gaten hield. Gedurende de dagen was steeds een agent aanwezig die aantekeningen maakte, maar dit was tijdens alle openbare bijeenkomsten van de beweging het geval. 
Zodoende vonden de eerste Pinksterlanddagen op het terrein zelf pas in 1934 plaats. Boswachter van Emst was zo verbolgen over de aankoop van het terrein dat hij op de scheiding van het stuk land met de staatsbossen meteen een prikkeldraadafrastering liet aanbrengen. Met veel enthousiasme werd het bouwland door vele handen belangeloos tot kampeerterrein omgebouwd. Voor de drinkwatervoorziening werd een put geslagen, en eveneens werden primitieve sanitaire voorzieningen getroffen. Het kale stuk land werd beplant met jonge bomen die door tal van betrokkenen werden aangedragen. Stro moest het opwaaiende zand in toom houden hetgeen maar gedeeltelijk lukte. Geld voor graszaad ontbrak, maar naderhand werd zaad geoogst uit hooiland van Jan van Zanden waardoor het terrein toch van gras kon worden voorzien. Voor de bijeenkomsten tijdens de landdagen werd een tent gemaakt van palen, steigerplanken en zeilen, waarmee de kosten konden worden gedrukt. Het hout werd geleend van timmerlui maar wel gemerkt, want een timmerman die goed hout had geleverd, wenste geen rotte planken terug. In 1935 trof fotograaf Harm Kleinhuis uit Hoogezand tijdens de dagen een marechaussee aan in de bosjes achter de tent die aantekeningen maakte.

Landdagen op het terrein
Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zouden de Pinksterlanddagen gehouden worden op ‘ons eigen terrein’ in Appelscha. Ze werden bezocht door geestverwanten uit de drie noordelijke provincies. Daarnaast werd het terrein in de zomerperiode ook gebruikt als kampeerterrein waar men de pas verworven vakantie doorbracht. In 1936 ontstonden er tijdens de Pinksterlanddagen reeds plannen om een gebouw op het terrein te plaatsen. In juni van dat jaar vond hierover de eerste vergadering plaats in Assen. Daartoe waren tekeningen en een begroting rond gestuurd. Algemeen was men van mening was dat een dergelijk gebouw werkelijk in een behoefte zou voorzien en ook financieel haalbaar zou moeten zijn. In het bijzonder dienden het gebouw en het terrein geschikt gemaakt te worden als vakantieoord. De deelnemers vonden dat daar in het noorden behoefte aan was. Om de kosten te kunnen dekken werden aandelen uitgegeven door de stichting. In 1938 stond dit onderwerp wederom op de agenda, maar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam van een gebouw op het terrein niets terecht. Waarschijnlijk ontbrak daarvoor het benodigde geld.
Dat nam niet weg dat de noordelijke beweging thans de beschikking had over een eigen terrein in Appelscha waardoor het voortbestaan van de Pinksterlanddagen in ieder geval was gegarandeerd.
Zowel het FPC als het NPC bleven betrokken bij de jaarlijkse organisatie van de Pinksterlanddagen. Deze dagen groeiden in de tweede helft van de jaren dertig uit tot de grootste manifestatie van de vrije socialisten in het noorden. In 1936 poogde de organisatie een buitenlandse spreker te strikken, maar dit bleek te hoog gegrepen. Een oproep ging uit naar de werkloze makkers: “We zitten alle jaren met de moeilijkheid van het opbouwen en afbreken van de tent en het in orde maken van het terrein voor de landdagen in Appelscha. Nog nooit één jaar heeft die goed kunnen gaan”. Er kwamen dat jaar 350 bezoekers naar de dagen. Dit geringe aantal werd veroorzaakt door het bedroevend slechte weer waardoor veel mensen die anders met de fiets zouden zijn gekomen, thuis waren gebleven. De PL werd traditioneel op zaterdagavond geopend met het gezamenlijk zingen van de Internationale, waarna er een bont en onderhoudend programma volgde. Tijdens de redes op zondag werd door zowel Jo de Haas als Max van Praag de teloorgang binnen de beweging benadrukt. Volgens velen in het publiek werden de schaduwkanten van de afgelopen tijd teveel benadrukt, maar anderen vonden juist dat men de realiteit niet uit het oog moest verliezen. Desondanks moest het geloof in de toekomst behouden blijven, want zonder dat was het strijden voor een ideaal onmogelijk. Anders was het bij de kampvuurrede van Jo de Haas, die de zieke Schermerhorn verving. `De kampvuurrede werd voorafgegaan door het zingen van het eerste couplet van `Morgenrood'. Jo heeft ons allen weten te bezielen met een warm dienend idealisme, het kenmerk van het kampvuur.' 
Op de Landdagen in ’37 spraken Anton Constandse over de toekomst van het anarchisme en Cor Huisman, afkomstig uit de Jongeren Vredes Actie en secretaris van de actie achter het manifest ‘Mobiliseren’, over de noodzaak van antimilitarisme. De Groningse mevrouw Eimers declameerde uit het werk van van Collum (Slachtveld), Multatuli en Heyermans. Jan Mispelblom Beyer verzorgde de cursusvergadering die gewijd was aan de Bond van Anarcho-Socialisten (BAS). Er was dat jaar een grote vergadertent gebouwd voor de 500 bezoekers die net als in ’36 het slechte weer dienden te trotseren. Dit maal leverden de discussies geen wanklanken op. In 1938 stond Miselblom Beyer wederom op de sprekerslijst samen met Jo de Haas en Binne Herder, timmerman uit de stad Groningen. Hij zou in de periode na de Tweede Wereldoorlog vele jaren de rol van beheerder op het terrein vervullen.
Meestal verliepen de Pinksterlanddagen zonder noemenswaardige problemen. Een uitzondering betrof het jaar 1939. Het Fries Propaganda Comité weigerde om medewerking te verlenen aan de Landdagen van dat jaar. Dit standpunt was het gevolg van de zogenaamde affaire Jo de Haas, waarbij onbekenden aan de hand van een belastende brief en compromitterende slaapkamerfoto’s waaruit diens homoseksualiteit bleek, probeerden hem het werk voor de beweging onmogelijk te maken. Jo de Haas was op dat moment sterk bij dit Friese Comité betrokken en weigerde samenwerking met degenen die niet vierkant achter zijn zienswijze stonden. Dit bracht een conflict met de Groningers voort aangezien deze in De Arbeider onvoldoende stelling namen tegen de chanteurs. 
De voorbereidingen van de Pinksterlanddagen liep door dit conflict vertraging op en een vergadering waar de dagen besproken zouden worden, moest uitgesteld worden. Uiteindelijk werd de zaak uitgesproken want het FPC werkte nadien mee aan de PL en Jo de Haas was net als in ’38 een van de sprekers. Dit maal met Max van Praag, Gé Nabrink en opnieuw Jan Mispelblom Beyer. Het thema van het debat was: ‘Hoe moeten we ons als anarchisten organiseren?’. Er stond een kunstavond gepland waaraan een inleiding vooraf ging getiteld ‘Kunst als hoogste levensuiting’, maar gevolgd werd door de vertrouwde klanken van het zangkoor en het muziekcorps uit Emmer-Compascuum. Ook de toneelgroep Ad Vitam uit Groningen trad op alsmede De Vrolijke Jongens uit Woldendorp. Dat jaar kreeg niemand meer vrije toegang, maar waren wel de toegangsprijzen verlaagd. Een doorlopende kaart kostte 35 cent, een dagkaart 25 cent, terwijl de meeting 15 cent entree per persoon bedroeg.
Voorafgaande aan deze Landdagen werd de rede van de revolutionair socialist A.J.L. over de noodzaak van eenheid binnen de anarchistische beweging geschrapt. Zijn bijdrage verscheen daarop in De Arbeider waarin hij stevige kritiek leverde op diezelfde anarchistische beweging. Hij beschouwde het Nederlandse anarchisme als een religieuze beweging omdat de theorievorming voortdurend in handen was geweest van ex-theologen (Domela Nieuwenhuis, Bart de Ligt en Nico Jan Schermerhorn). Volgens hem diende anarchistische strijd namelijk te gaan om vernieuwing van politieke en economische verhoudingen en niet om ethische stellingnames. Dit was kritiek op de geweldlozen die de beweging met hun afwijzende houding ten aanzien de ondersteuning van de anarchisten de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) hadden verlamd. 
Behalve de Pinksterlanddagen werden er ook op andere momenten bijeenkomsten op het terrein in Appelscha georganiseerd. In augustus ‘39 organiseerde het FPC bijvoorbeeld een weekend op het terrein waar Max van Praag, afkomstig uit de kring rond het blad Bevrijding sprak over ‘Wat is onze weg’. Het zou een van de laatste openbare activiteiten zijn die de beweging er organiseerde. Weliswaar waren de voorbereidingen van de Landdagen in 1940 in volle gang, maar de Duitse inval in mei van dat jaar voorkwam dat de dagen doorgang konden vinden. Op last van de Duitse bezetter moest het terrein worden verkocht. Andries de Vries, een van de oprichters, verkreeg aldus het eigendom hetgeen hij na de oorlog weer overdroeg aan de heropgerichte Stichting tot Vrijheidsbezinning. De traditie van de Pinksterlanddagen werd vanaf 1946 hervat.

Slot
De Pinksterbijeenkomsten ontstonden uit de antimilitaristische gezindheid van de anarchistische jongerenbeweging in de jaren twintig en groeiden in de dertiger jaren uit tot de belangrijkste manifestatie van de vrij socialistische beweging in de drie noordelijke provincies van ons land. De Pinksterlanddagen werden een jaarlijkse traditie die honderden deelnemers trok dankzij het totstandkomen van het eigen terrein tot Vrijheidsbezinning in Appelscha. Het propagandistisch belang ervan werd hoger aangeslagen dan dat van de rituele 1 meivieringen. Het programma was een belangrijke graadmeter van wat de beweging bezig hield. De dagen droegen bij tot het onderhouden van de onderlinge contacten en versterkten de verbondenheid met de beweging. Het zijn aspecten van deze dagen die hun betekenis ook thans niet verloren hebben.


 

Het anarchisme van de anarcha’s uit de jaren tachtig

door Yolanda Winkelhuyzen

Anarchisme staat voor vrijheid, ‘t vecht tegen onderdrukking en legt machtsverhoudingen bloot. Welke betekenis het anarchisme voor het leven van vrouwen heeft kan ik beschrijven aan de hand van ervaringen van de afgelopen twintig jaar. In de beginjaren tachtig hebben veel vrouwen zich aangesloten bij de kraakbeweging en kwamen in aanraking met het anarchistisch gedachtegoed. Jonge meiden waren we, we wilden ons eigen leven bepalen, weg met de burgerlijkheid welke bij de opvoeding van de jaren zestig en zeventig hoorde. ’Vuur en vlam in het patriarchaat, de grootste pooier is de staat’zongen we hartstochtelijk tijdens demonstraties.
In 1982 besloot een aantal vrouwen tijdens de Pinksterlanddagen op het kampeerterrein tot Vrijheidsbezinning in Appelscha om een landelijke anarchafeministische groep op te richten. Een aantal jaren zijn er diverse ontmoetingen geweest tussen de diverse vrouwengroepen in het land. We organiseerde weekeinden met discussies en feesten, deden mee aan demonstraties, draaiden mee in alles wat er gaande was aan demonstraties, acties, manifestaties, vergaderingen, feesten, filmavonden, kroegleven, bladen, liefde. Het hele leven met wat daarbij hoort trok aan ons voorbij met alles erop en eraan. Op zoek naar vrijheid. 

In het begin van de jaren tachtig was de tweede feministische golf over haar hoogtepunt heen. Zij had met veel kracht de positie van vrouwen op de politieke agenda weten te zetten. De manier waarop dit gebeurde sprak dusdanig tot de verbeelding sprekende manier dat we daar nu nog plezier aan beleven. Ondermeer Blijf van m’n lijf huizen werden opgericht, abortus raakte gelegaliseerd, VOS-cursussen (Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving) kwamen tot stand, vrouwenhuizen verrezen en talloze andere activiteiten van vrouwen lieten van zich horen. Voor ons begon die feministische golf net, wij waren als het ware de dochters van de tweede golf, de erfgenamen van de vrouwen die onze samenleving gefeminiseerd hadden. 
De grootste onderdrukking van de vrouw kwam door het patriarchaat, was onze stellige overtuiging. In alle pamfletten die we maakten of het nu tegen het apartheidregime in Zuid-Afrika was, of gericht tegen Shell en al die andere multinationals, Unilever, Philips, Mc Donalds, C&A, vieringen van de internationale vrouwendag op 8 maart en Heksennacht, altijd was er die analyse dat het de schuld van het patriarchaat was dat als duizendkoppig monster aanwezig is. 
Een patriarchale samenleving wordt gedomineerd door mannen. Economische macht, juridische macht, alles wat er buitenshuis gaande is, het werk, de media, overdracht van kennis ligt voor een groot deel bij mannen. Enige nuance is op zijn plaats, want van macht van vrouwen is wel degelijk sprake, maar deze ligt binnen het gezin, familie- en vriendenverbanden, de binnencirkel als het ware. De buitencirkel, het publiekelijke domein is het domein van mannen. 

Zoektocht naar vrijheid
Wat weet je van de wereld als je vijftien of twintig ben, wat weet je van jezelf? Je bent vol van hetgeen er thuis en op school gebeurt. De kraakbeweging was voor velen in de jaren tachtig een stap in de buitenwereld, het vertrekpunt van onze revolutie. Want het hield een omwenteling in aangezien er anders tegen de wereld werd aangekeken dan we tot dusver gewend waren. Binnen de kraakscene en de anarchistische beweging leerden we op een andere manier tegen de wereld aan te kijken, om er vervolgens op geheel eigen wijze aan deel te nemen. Achteraf is gebleken dat de kraakbeweging de gevestigde orde tot wanhoop heeft gedreven. De gevestigde orde heeft het gered. De kraakbeweging ook. Er is een heel circuit van woon- en werkplekken blijvend gerealiseerd. Er is een subcultuur ontstaan waarbij regels en waarden van onderop zijn georganiseerd. 
De kraakbeweging paste bij het anarchistisch gedachtegoed en heeft geschiedenis geschreven. Het was een proces van vallen en op staan, het hield een ontwikkeling in die moeilijk vat op viel te krijgen. Het anarchisme heeft haar plek in deze wondere wereld die behoorlijk ingewikkeld in elkaar zat.

Tijdens anarcha-feministische weekenden legde we onszelf allerlei vragen voor, mede om de wereld en ons eigen leven te leren begrijpen. Eén vraag staat me nog helder bij en speelt regelmatig door mijn hoofd. Het betreft de kwestie ‘Revolutie of Evolutie’. Uiteindelijk kwamen we overeen dat evolutie beter was. Het begin van onze revolutie was dat we vanuit onze pubertijd de start naar volwassenheid vanuit de kraakbeweging zetten. Wat we in onze opvoeding aangeleerd kregen, werd kritisch bekeken. Niet het gezin moest de hoeksteen van de samenleving zijn, maar de groep diende centraal komen te staan. In kleine groepen werd er samen gewoond en gewerkt. Al die kleine groepen maakten deel uit van de grote groep. 
Tot op de dag van vandaag werken en leven we binnen de anarchistische beweging nog steeds in groepen en blijven we ons afvragen hoe de wereld in elkaar zit en hoe te leven in het teken van het anarchistisch gedachtegoed. Kun je vrij zijn in een wereld die niet vrij is? Vrijheid is een illusie, niet te koop niet na te maken, maar op het moment dat je het idee heb dat je je eigen leven in het teken van vrijheid kunt zetten, en dat je je tussen het duizendkoppig monster heen kan wringen, ligt de wereld voor je open. 
De invloed van het anarchistisch gedachtegoed op vrouwen uit de kraakbeweging van mijn generatie is zeer groot. Hele netwerken zijn er opgebouwd, gezamenlijke ervaringen op gedaan, heel veel kennis verzameld. Een grote verworvenheid is de wetenschap hoe we onszelf op de agenda moeten zetten. Een hoofdstuk apart betrof de niet aflatende discussie met onze kameraden van de andere sekse. Binnen de anarchistische beweging hebben de meeste mannen het belang van het feminiseringproces wel begrepen.Vrouwen hebben zich er bij neer gelegd dat de mannen die het nu nog niet weten, het wel nooit zullen leren. De heftigheid van de jaren tachtig is er natuurlijk af. Soms wordt er met heimwee terug gekeken op die wervelende tijd dat alles kon en niets onmogelijk leek. 

Al die jaren heeft het terrein in Appelscha een rol gespeeld, als podium gefungeerd om onderwerpen welke specifiek anarchafeministisch waren een plaats te geven. Soms ging het er fel aan toe als het over seksisme ging, dan weer symbolisch om toch de aandacht te blijven vestigen op. Er was de mogelijkheid ervaringen uit te wisselen en tal van onderwerpen te bespreken, plezier te hebben of ruzie te maken. Dit gebeurde tijdens de jaarlijks terugkerende Pinksterlanddagen, maar ook daarbuiten door het jaar heen.
Halverwege de jaren tachtig speelde er een fikse machtsstrijd op de camping. Dit heeft veel gevolgen gehad en tot op de dag van vandaag valt het te betreuren dat dit nooit meer goed gekomen is. De belangrijkste hoofdrolspelers zijn inmiddels overleden. Onze generatie heeft zich machteloos gevoeld bij het incident, maar op een bepaalde manier is het allemaal zo herkenbaar, zo menselijk met al die stijfkoppen bij elkaar. Het terrein is al zeventig jaar lang een belangrijke ontmoetingsplaats ten dienste van ‘de anarchistische beweging’. Van jong tot oud is samen bezig om het anarchistisch gedachtegoed vorm te geven en dit gaat gepaard met bloed, zweet en tranen.

De zoektocht naar vrijheid is geen eenvoudige want het kent geen duidelijke verschijningsvorm. De keuze voor het anarchisme is gebaseerd op vrijwilligheid en kent geen dwang noch duidelijke organisatievormen. Zij komt het best tot haar recht in sociale en culturele gebeurtenissen. De Nederlandse samenleving deelt inmiddels een groot deel van ons gedachtegoed. De kerk is haar grip op het volk verloren, de meeste burgers zijn atheïst, kinderen krijgen steeds meer een antiautoritaire opvoeding met alle gevolgen van dien. De hang naar vrijheid wordt gesymboliseerd in reclameboodschappen. De samenleving zou desondanks veel van het anarchistisch gedachtegoed kunnen leren. Er valt nog genoeg te strijden, tegen de oorlog, het overbruggen van het verschil tussen rijk en arm, het tegengaan fundamentalisme, voor respectvolle omgangsvormen tussen vrouwen en mannen, de afschaffing van de vreselijke bio-industrie en het aantasten van de macht van multinationals en de elitaire groep van politici om maar wat voorbeelden te noemen. We zouden onze eigen seksismediscussie, we weten wat dit in eigen kring heeft losgemaakt, nog eens dunnetjes kunnen overdoen, maar dan bij de rest van de samenleving. Onze jonge dochters, de meiden in onze samenleving worden bijvoorbeeld lastig gevallen door mannen op straat, in de disco of op scholen. Voor wie niet alleen kijkt maar ook wil zien, valt er genoeg te doen. 


 

Een rondje appelsap

Het is aannemelijk, dat er ook het volgend jaar nog een mogelijkheid bestaat cm een pinksterkamp
te organiseren. Je weet het maar nooit. Dan zal het 45 jaren geleden zijn, dat 2 dagen voor Pinksteren
de nazi's dit land hebben bezet en de voorbereidingen voor de PL.’40 te Appelscha teniet gedaan werden. Vergeleken bij 1940 zijn er nu veel meer negatieve krachten in beweging en is de hoop op een verder te kunnen leven als mensen met elkaar een optimistische gok. Wat de pinksterlanddagen in Appelscha betreft zijn het nu in de eerste plaats niet de fascistische horden die een bedreiging vormen; alhoewel, je weet het maar nooit.
Bij een rondje PL. die Nol als voorzitter van het NGVS. op de vergadering na Pinksteren de kans gaf, bleek de vrees voor het verder kunnen van andere motieven voorzien. Op zich is het binnen het NGVS. ook lang niet allemaal koek en ei. Maar dat even terzijde.
Tijdens de PL.'84 bleek er, in tegenstelling met heel veel demonstraties, nogal belangstelling te bestaan voor literatuur op allerlei vooruitstrevend gebied. Maar daarnaast speelde bij velen hun verwantschap met Bols, Bokma of Heineken ook een grote rol. Althans aangaande datgene wat onder die namen aan productie de verbruikers wordt aangeboden. Reclame voor tabaksartikelen ontbrak trouwens evenmin.
Nu is de kwestie als volgt:de aangeleerde genotgewoonten moet voor een ieder vrij blijven, mits het NIET hinderlijk gaat werken op je medeburgers.
Was het vroeger zovanzelfsprekend dat je lekkage aan de rookkanalen binnenkamers zo snel mogelijk
aan reparatie onderwierp en tegelijkertijd op vergaderingen je zat te verzaten aan een andermans
gerook; daar blijkt nu toch kentering in te zijn gekomen. De groep van mensen die in een besloten ruimte het verpoffen gedupeerd te worden door een andermans gepuf, groeit gestatig. Daarentegen is er groei te constateren in de groep van mensen die het zonde vinden om de 'abrikanten van alcoholhoudende dranken met hun producten te laten zitten. Elk zijn (of haar) meug. Maar een feit is het tevens dat de mensen die in de loop van de
50 jaren dat het terrein in Appelscha in al de mogelijkheden voor de proganda heeft kunnen voorzien, tot in hun gebeente er nog steeds van overtuigd zijn dat alcohol, drugs en nicotine een aanvulling zijn van al datgene wat het mensdom bedreigt. Tot dusver heeft niemand hen nog van het tegendeel kunnen overtuigen.
De mensen die voor zulke standpunten GEEN waardering kunnen opbrengen, kunnen de organisatoren voor een volgende PL. een zeer goede dienst bewijzen. Blijf weg. Beleg dan zelf landelijk desnoods een pinkstermobilisatie waar men zich dat alles WEL ken veroorloven.

Henk de Groot
(1984)


 

PL enquête 2000

Een paar jaar terug, tijdens de PL van 2000 om precies te zijn, vulden 86 mensen een enquête-formulier in dat toen werd uitgedeeld. Het lukte de toenmalige voorbereidingsgroep niet om deze formulieren te verwerken in een verslag ter 'nabereiding' van die PL.
Via duistere wegen wist ondergetekende echter de hand op de enkete-formulieren te leggen. Hieronder een verslag van enkele van de uitkomsten. Ze zeggen iets over hoe PL-bezoekersters tegen allerlei dingen, inclusief zichzelf, aankijken. Hoewel de uitkomsten dus een paar jaar oud zijn, lijken de gegevens me nog best actueel - zo erg veranderen de mensen doorgaans, niet, en het publiek dat de PL bezoekt ook niet...
Het gebeurt ook niet bijzonder vaak dat zo veel mensen van anarchistisch(-achtige) signatuur ingaan op allerlei vragen. De enquête bestond uit 23 vragen plus 'vrije ruimte'. Van enkele 
vragen die ik het interessantst vond heb ik de antwoorden bij elkaar gezet. Ik heb geprobeerd het verslag overzichtelijk te maken, zonder de leuke details weg te snoeien. Ik hoop dat dit gelukt is. Een uitgebreidere versie kan je bij mij bestellen

door Menno Sijtsma

"Wat moet er in de toekomst duidelijk beter c.q. welke thema's moeten ab-so-luut meer aan bod komen?"
Het meeste vraag was er naar linkse (deel)thema's (23), op niet al te grote afstand gevolgd door praktiese workshops (20), wenken betreffende het reilen en zeilen van de PL (17), meer over anarchisme (15) en strategie (14). Integratie was in 2000 eveneens een relatief gewild onderwerp (5). Niet speciaal links te noemen algemene thema's hoefden er van de meeste respondenten niet te komen (slechts 7, namelijk). Slechts 4 lieden wilden meer persoonlijkere onderwerpen of benaderingen. De meeste PL-bezoekersters willen dus helemaal niet zo nodig met 
anderen over anarchisme praten, willen ook niet graag andere PL-ers beter leren kennen. Vooral informatie krijgen, en praten over politieke onderwerpen, en het praktiese dingen doen zijn populair. 
Natuurlijk is het wel zo dat het dingen doen ook een goede manier kan zijn om anderen te leren kennen.

"Wat is je tijdens de PL opgevallen aan de andere deelnemersters?"
Van de 86 - 17 = 69 mensen die vraag 15 invulden, vulden 15 alleen iets positiefs in, tegen 3 alleen iets negatiefs. Openheid en gezelligheid, losheid worden veruit het meest genoemd als positieve eigenschap van mede-PLersters (31). Meer mensen waarderen het dat velen de PL bezoeken (13), dan mensen die kleinere bezoekersaantallen waarderen (8). Verscheidenheid wordt vaak als positief benoemd, maar naar mijn indruk klinkt er in door dat het nog wel wat beter kan met die verscheidenheid.Bij de negatieve dingen des mensen, steekt breed-sprakigheid, hanigheid met kop en schouders (10) boven de andere negatieve dingen uit (zure toon is tweede met 5), als je af mag gaan op hoe vaak iets genoemd wordt (want dat zegt uiteraard land niet alles!).

"Hoe zou je jezelf in politieke zin willen omschrijven?"
Van de 90 zelf-beschrijvingen bevatten 33 "anarchisties", waarvan 10 "geinteresseerd in" of "geïnspireerd door" anarchisme. 26 mensen noemden zich niet anarchist maar iets anders algemeens, vooral "radicaal links" (8x) en "zichzelf" of "past nergens bij" (6x) waren populair (rest 2x of minder). Daarnaast, of daarbij beschreven 23 
mensen zichzelf als 'deelstrijd(st)er'. Opmerkelijk hierbij was dat "feminist/e" hierbij veruit het meest genoemd werd (7x, tegen 3x als milieu'strijderster' en 3X als atheist/vrijdenker. Alle andere deelstrijden werden nog minder genoemd). Het zal weinig verbazing wekken dat er relatief veel mensen waren die deze vraag niet wilden 
invullen (8x)...Veel mensen omschrijven zich met meerdere termen, dus je kan niet zeggen: "er waren 33 anarchisten en de rest was iets anders." Wel kan je zeggen dat anarchistische termen het populairste zijn als PL-2000 bezoekersters zichzelf politiek omschrijven. En: van de 86 - 17 = 69 beschrijvingen bevatte ietsje minder dan de helft "anarchist" of iets soortgelijks (dubbeltellingen zijn zo goed als uitgesloten).

"Noem tenminste vier positieve termen/begrippen die je spontaan te binnen schieten bij het woord "anarchisme".
Zoals je waarschijnlijk niet zal verbazen noemden de meeste mensen (33 van 75) "vrijheid", en gelijksoortige woorden als eerste. Er zijn daarentegen maar weinig mensen die vrijheid als 'tweede keus' invullen (12 van 73). Veruit de meeste mensen moeten dus als eerste aan "vrijheid" denken, als ze aan "anarchisme" denken, maar weinig mensen denken eerst aan iets anders en dan aan vrijheid.De tweede plaats gaat naar woorden die lijken op "gelijk", "verantwoordelijk" en "solidariteit" (totaal 20x). Andersoortige associaties scoorden laag: zo werd "zelf denken" slechts een keer genoemd (andere woorden die met "zelf" te maken hebben, zoals "zelfontplooiing" en zelfredzaamheid" in totaal 9x). Vrolijke associaties, zoals "kleurrijk" en "optimisme" werden slechts zes keer 
als eerste genoemd.Opmerkelijk is dat vrolijke associaties wel veel (15x) genoemd werden als tweede keus. Als tweede associatie werden woorden als "gelijkheid" veruit (25x) het meest genoemd. "Vrijheid" en aanverwante termen scoren ook hier nog hoog, eindigt als derde (12x). Er is dus bij deze proefondervindelijk vastgesteld dat 
Appelscha-bezoekersters, waarvan de meesten zich anarchisties noemen (zie vraag 16), gemiddeld vooral aan vrijheid denken, als ze aan anarchisme denken. Daarna komen vrolijkheid en gelijkheid. Niet echt schokkend nieuws, maar wel leuk om eens uitgezocht te hebben, toch? (Ook al was dit onderzoek natuurlijk niet geheel academies verantwoord.)

Al met al...
Samenvattend kan ik zeggen dat op de PL weinig mensen lijken te zitten wachten op het krijgen van meer of diepgaander persoonlijk contact, want dat daar zo weinig vraag naar is kan denk ik moeilijk komen doordat er al zo vreselijk veel van dergelijk contact is. Anarchisme uitdiepen staat eveneens niet hoog op de gemiddelde 
agenda. Opmerkelijk want in elk geval in mijn ervaring leven de meeste anarchisten zowel op idealogisch als persoonlijk vlak behoorlijk langs elkaar heen. Toch vinden de meeste enquete-invullers gezelligheid belangrijk (op de PL). Mensen willen vooral veel deelthema-informatie en discussie, en praktische dingen doen. Daarnaast zijn er ook mensen die de enquête niet hebben ingevuld...De meeste mensen die de enquête invulden, beschreven zichzelf als anarchisties of iets aanverwants, en vonden anarchisme in de eerste plaats met vrijheid van doen hebben, in tweede plaats met gezamenlijkheid en op de derde plaats met vrolijkheid. Relatief veel mensen noemden zich, behalve eventueel anarchist, ook feministisch. Niet toevallig - lijkt me - was de veruit meest genoemde ergernis op de PL breedsprakigheid en hanigheid. De conclusies laat ik geheel aan jou over!


 

Het Kampeerterrein tot Vrijheidsbezinning
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen

“Het moet als een mokerslag klinken in de oren der burgers dat wij jongeren het langer verdommen om ons achter het vieze, gore, gedoe van de ouderen uit de beweging te scharen. Een ieder moet weten dat wij gezagloze, goddeloze, haveloze en ’t liefst werkloze proleten in deze samenleving zijn….!

In 1924 viel dit te lezen in De Moker-"opruiend blad voor jonge arbeiders". De Moker-jeugd, veelal afkomstig uit de arme veenstreken van Friesland, Groningen en Drenthe, wilde "alles vergruizen, de staat en de fabrieken, heel de organisatie van de maatschappij, die is ingericht op misdaad en karakterloosheid". De anarchistische jongeren rond De Moker kwamen eens per jaar bijeen op landelijke Pinkstermobilisaties. Vandaag de dag komen nog elk jaar anarchisten, vrij socialisten, autonomen en zich verwant voelende groepen en individuen tezamen op de Pinksterlanddagen. Deze vinden sinds 1933 plaats op het "Kampeerterrein tot Vrijheidsbeweging" in Appelscha (Friesland).
Het terrein werd destijds aangekocht als een stuk aardappelland aan de rand van de bossen rond Appelscha. Dit werd gedaan omdat de Pinkstermobilisaties, die vanaf 1924 plaatsvonden op verschillende locaties in Nederland,
steeds weer te maken kregen met een tegenwerkende plaatselijke overheid. Met de aankoop van het half hectare grote stukje grond behoorde dit tot de verleden tijd, al was er aan overheidsinteresse geen gebrek. 
Vaak lagen de veldwachters achter de bosjes om de toespraken en gebeurtenissen te rapporteren. Ook in de jaren tachtig bleek dat de BVD regelmatig grote interesse toonde voor wat er zich op het terreintje afspeelde.
De Vrij-Socialisten, zoals men zich tegenwoordig het liefst noemt, hadden met dit terrein in ieder geval een plekje voor zichzelf verworven. Behalve gedurende de oorlogsjaren zijn er elk jaar Pinksterlanddagen georganiseerd. Of er nu hippies of punks kwamen, steeds waren er die -inmiddels aardig op leeftijd gekomen -Mokerjongeren. De samenwerking verliep niet altijd zoals het had gemoeten, maar de jonge revolutionairen legden graag hun oor te luisteren als de 'oudjes' vertelden over hun jeugdbeweging en de idealen van de oude Domela. Deze waren hen in hun jeugd weer kleurrijk verteld door anarchistische propagandisten als Jo de Haas, Anton Constandse en Bart de Ligt. De strijd tegen Kapitaal, Kerk, Kazerne, Kroeg en Koning is voor hen zeer tastbaar geweest door de bittere armoede, met name in de veenstreken van de noordelijke provincies. De consequenties van hun gedachtegoed en hun strijd lagen veelal in gevangenisstraffen voor opruiing en dienstweigeren. De nu op leeftijd gekomen Mokerjeugd heeft het allemaal nog zeer levendig voor de geest en voelt zich op dit terrein thuis, al heeft het veel van de oude allure verloren. Vrijdenken, antimilitarisme en geheelonthouden zijn nog steeds de belangrijkste waarden. De caravans waarin ze nu weekenden en vakanties doorbrengen zijn van onwaarschijnlijke luxe in vergelijking met de primitieve tentjes uit de beginjaren. Ze zullen ook niet meer fanatiek colporteren of mee-
sjouwen in demonstraties, hoewel je ze soms ook daar nog wel ziet. Toch komen ze elke maand vergaderen in het gebouw dat op de camping staat. Door hen zelf gebouwd in 1969 en betaald met dubbeltjes, stuivers en centen.
Ze zijn georganiseerd in het Noordelijk Gewest van Vrije Socialisten (NGVS). Inmiddels maken niet alleen ouderen daar deel van uit, ook een aantal jongeren zijn er actief, geïnspireerd door het actuele anarchistische gedachtegoed.
Niet valt er alleen veel te vertellen over de verschillende bewegingen in het verleden en de rol die het terrein daarin gespeeld heeft, het is ook zinvol te kijken naar hoe het nu is en wat de mogelijkheden van Appelscha zijn. Het hui-
dige terrein is bij lange na niet meer het aardappelveld uit 1933. Het is nog omzoomd door prachtige bossen en het kan er stil zijn. De tijd heeft zijn sporen achter gelaten en er staan nu ongeveer dertig caravans die door zowel jon-
geren als ouderen worden gebruikt, al dan niet verenigd in collectieven. Doorgaans betekent dit, dat er in de weekenden verschillende mensen zijn die behalve lekker genieten van deze mooie plek, bezig zijn met het dagelijks onderhoud dat bij zo'n camping komt kijken. Want hoewel 'bezit' één van de strijdpunten was van
de Mokerjeugd, wanneer je dan toch iets bezit moet je het onderhouden. Dat gebeurt door de mensen zelf. Zowel het groot onderhoud als de dagelijkse zorg, geschiedt in zelfwerkzaamheid en solidariteit. Voor de grotere klus-
sen worden werkweekenden afgesproken. Naast de praktiese zorg heeft de camping nog een aantal andere kanten. Eens per maand vergaderen, niet alleen over zaken die zich op of rond het terrein afspelen, maar ook over (anarchistische) ontwikkelingen in het land, de organisatie van de PinksterLanddagen en thema-middagen en andere zaken. En net als vroeger kunnen de vergaderingen gepaard gaan met hoogoplopende ruzies, niets menselijks zijn vrij socialisten vreemd. En veelal draaien de conflicten om hoe om te gaan met het bezit: zeggenschap en beheer.

Vanuit de Pinksterlanddagen gehouden op Het Terrein zijn door de jaren heen diverse samenwerkingsverbanden ontstaan: Federatie van Vrij Socialisten, Landelijk Anarchisties Overleg en Landelijk Anarchisties Samenwerkingsverband.

De organisatie van de Pinksterlanddagen wordt niet alleen verzorgd door het NGVS. Vooral voor de inhoudelijke invulling is er veel contact met andere organisaties. De PL zijn een vrijblijvende bijeenkomst waarbij een bont gezelschap praat over verschillende actuele onderwerpen en zich laat informeren over ontwikkelingen op anarchistisch gebied. Er is echter ook veel ontspanning in de vorm van optredens, tentoonstellingen, etcetera. Elkaar ontmoeten en het opdoen van nieuwe energie is erg belangrijk.
Veelal is het echter ook het startpunt van een nieuw samenwerkingsinitiatief op actie of ander gebied. Het kamperen op het terrein is niet alleen voorbehouden aan de vaste campinggasten.
Iedereen kan er terecht om bij te komen of er vakantie te vieren, al dan niet in groepsverband. Regelmatig zijn er groeperingen die hier in alle rust bijeenkomen om projecten voor te bereiden of al}derszins bij elkaar willen zijn. Zij kunnen, tegen een geringe vergoeding, gebruik maken van de voorzieningen die het gebouw biedt. Veel mensen die hier komen voelen een sterke verbondenheid met het gedachtegoed van Domela Nieuwenhuis en zetten zich in voor een vrijere samenleving. Het Noordelijk Gewest van Vrije Socialisten is een open organisatie waar iedereen in deel kan nemen. Er blijft veel werk liggen omdat er te weinig stevige jonge schouders zijn om het te kunnen dragen. Mocht bovenstaand verhaal interesse gewekt hebben, kom dan eens vrijblijvend langs of bel voor meer informatie;

*Kampeerterrein tot vrijheidsbezinning
Aekingaweg1a, Appelscha
Tel: 0516-431878


 

Voor altijd Babylon

Door Paul Dijkstra

Zomaar een stukje land, een streep grond weggestoken tussen wat bos, weiland en een voetbalveldje: Het Terrein. Het is een zeldzaamheid, ooit voor wat zilverlingen gestolen en nooit meer terggegeven. In het tabernakel van een onverzettelijke stichting is het bezit diep weggeborgen en opgesloten. De sleutel is weggegooid in naam van het heilig doel en onophoudelijk streven.

Bij gebrek aan overeenstemming en de angst voor het verkeerde woord of gebaar kwam er nooit meer en meter grond bij of gaat er een meter af. Het kan bijna niet anders of het zal een enkele verdoolde ziel zijn geweest die de onnavolgbare daad van de koop heeft gedurfd. De doelstelling is ongetwijfeld het resultaat van gemeen overleg.
Deze hybridische combinatie heeft het sympathieke Babylon van het oneindige gesprek gehuisvest en verankerd in het noordelijk gewest.

Waar de bible belt toch nog aardig wat vierkante kilometers verbruikt om de verschillen tot in detail en per woord in afzonderlijke kerken te huisvesten daar lukt het de anarchisten al bijna een eeuw om dat te doen op één minimaal en zeer overzichtelijk stukje land. 

Net zo min als zalmen, palingen en schildpadden gebouwen optrekken om wat ze zeker weten voor altijd vast te leggen, net zo zeker keren de anarchisten jaarlijks terug naar het paaiveld van waar ze het nooit eens hoeven te zijn en elkaar slechts hoeven te overtuigen en te getuigen van wat ze beweegt. De verrukkelijke stilstand van het paren van verschillen op gelijke grond scherpt uiteindelijk de zekerheid van de te volgen richting. Een richting die hoe dan ook en voor iedereen getuigt van de onverbeterlijke kracht van het kleine, de cirkelende zoektocht naar de menselijk maat, de weigering om mee te doen, om te aanvaarden wat de mens en zijn wereld bedreigt.


 

Pinkster Mobilisatie 1933

Met het opgaan, een aantal jaren geleden, van Recht voor Allen in Buiten de Orde, begon Geert de Groot korte anecdotes te schrijven achterop de Buiten de Orde. Hij deed dat ook al in de jaren 80 van de vorige eeuw met enige regelmaat in de Vrije (Socialist). 

Er is tijdens de Pinksterdagen te Appelscha besloten om in 1986 weer eens een Pinkster Mobilisatie landelijk voor te bereiden. Het batig saldo van '85 zal ter voorbereiding daarvan aangewend worden.
De laatste PM. die ik zelf mee heb helpen voorbereiden was te Speulde in 1933. Terzelfdertijd vonden de laatste PinksterLanddagen te Appelscha plaats in de kuil van Staatsbosbeheer. Nadien op een eigen aangeschaft terrein aldaar.
In die tijd was alles in de ban van het zich alom verbreidende fascisme ofwel nationaal-socialisme, kortweg nazisme.
HitIer was in Duitsland voor Van Hindenburg nu openlijk tot de grote baas gemanipuleerd. De oproep van onder andere ook de Soci ’s om op Van Hindenburg te stemmen door daarmee de greep naar de nacht door de nazi’s te keren, bleek weer eens een onvergetelijke blunder. De terugval in de politiek was alom. De meesten met stomheid geslagen. Evenals nu. Kleine groepen bleven in verweer en dan nog gedwarst door de politikers. Zelf toen woonachtig te IJmuiden en vanaf.' 32 dagelijks naar de Lorenzstraat om te stenpelen, was er de metselaar Willem de Wit die vanuit Beverwijk de mensen kwam oproepen tot saamhorigheid tussen de nog werkenden en werklozen. Zo ontstond de rond van werkenden en werklozen die wekelijks met hun blad uitkwam: Onze Strijd en er een solidariteitsfonds aan verrond voor hen die toen door het ambtenaren kanalje in moeilijkheden werden gebracht. En juist omdat deze aktie als een strovuur om zich heen greep, was dat de ondergang. De C.P.H. van toen slingerde er hun 'Werklozen strijd cammité' tussen. Een van hun mantelorganisaties en spoedig zat er de klad in.
Inmidels hadden de autoriteiten ook niet stil gezeten. Allen die zich voor de werklozenacties hadden ingezet, werden geselekteerd voor 6 weken uitzending naar de werkverschaffing aan het Twenthe-Rijnkanaal. Uitgesproken 'n straf als dwangarbeid omdat niet gedwee het lot van maatschappelijk uitgestotene werd aanvaard.
En wat doe je met vrouwen kinderen achter je?
Buigen voor de overmacht. Toen Colijn!
Gelukkig hadden Riek en ik zoals dat heet: kind noch kraai. Ik weigerde die dwangarbeid en werd uit de steun gegooid. Goede raad is duur. De drukkers die steeds ons blad hadden verzorgd, toonden zich solidair met ons. Voor 'n luttel bedrag van f 45,- werden op de drukkerij van Smit en Dontje te Sappemeer er 10.000 brochures aan ons afgeleverd als voorschot om er een bestaan uit te proberen. Met behulp van Klaas Assendelft uit Beverwijk is ons dat wonderwel de gehele zcmer gelukt. Daarna in Hengelo gewoond. Onderwijs had ik het voorzitterschap op me genomen aangaande de P.M. 1933. Er was een prachtstuk natuurschoon afgehuurd van boer -Mouw en gezien de vrome buurt aldaar, werd er met klem bij me op aangedrongen de huur van fl 7,50 vooruit te voldoen. En dat is mede onze redding geweest dat de P.M. doorgang vom. Nog druk bezig om in de tent die door Luiting uit Hilversum was geplaatst, aldaar palen in de grond te zetten, waarover dan planken als zitplaatsen, kwam de politie in opdracht van hun baas, dat alles onmiddelijk weer verwijderd moesten worden.
Mij als voorzitter stelden ze aansprakelijk. Mijn vraag aan de geunifornrlen of ze wel wisten wat jonassen was, werd ontkennend geantwoord en boer Mouw stond op zijn benen te schudden of hij het dodelijk schot verwachtte.
"Welnu heren, als ik zo stom zou zijn om me voor het karretje van de burgemeester te laten spannen, werd ik zonder twijfel bij mijn handen en voeten beet gepakt en meters ver dat roggekamp ingedonderd". Ja, dan wisten zij het ook niet. hoe het dan wel verder moest.
Wij wel. Met ons drieën, te weten Gerrit van Houten, Wim Verhagen en ik naar Nunspeet en een kampeerverordening opvragen. En het bleek dat we juridisch in ons recht stonden. Gerrit en Wim naar de notaris en Gerrit: "Laat die burgemeester wel beseffen dat we anarchisten zijn." -Ja, wettelijk staan jullie in uw recht, maar
als de burgemeester- "Dan vloeit er bloed!" Zover is het niet gekanen. Op de terugweg kwamen de smerissen ons weer tegemoet. Waren intussen al weer richting-mokervlag-geweest. Die wapperde ons in de verte vriendelijk toe.
Daartoe was dan ook alle redenen. De burgermeester haalde bakzeil.

Henk de Groot
(1985)


In Tien jaren die Appelscha deden sidderen kan Jan Bervoets niet om het Antiautoritaire Kongres heen. Dit congres vond plaats als de Pinksterlanddagen op 16 en 17 mei in 1970 en stelde zich open voor “alle antiautoritaire bewegingen in Nederland: Dolle Mina’s, Kabouter, Studentenopposanten, Anarchisten, Pacifisten, Radensocialisten”.
Eén van hen was Rudolf de Jong. Voor de toenmalige congresbundel schreef hij de onderstaande bijdrage.



Het anarchisme is een vrijheidslievende zaak om over te laten aan de anarchisten alleen…



(Enkele stellingen over autoritaire trekken in de anarchistische beweging.)

Rudolf de Jong

Belangstelling voor het anarchisme, het zoeken naar antiautoritaire levensvormen en strijdwijzen, strijd tegen allerlei autoritaire structuren, tegen gezag- en machtsverhoudingen, het is allemaal aan de orde van de dag.

Het lijkt mij wel eens nuttig om -vanuit een anarchistisch gezichtspunt -het “traditionele” anarchisme onder de
loep te nemen en na te gaan in hoeverre ook hierin allerlei autoritaire trekken zijn te vinden. Voor deze discussiemap lijkt het mij het beste om dit puntsgewijs te doen en vooral te letten op Nederland. Naar volledigheid is niet gestreefd.

1. Uitgangspunten grondstelling is dat het vanzelfsprekend is dat ook bij antiautoritaire en vrijheidslievende bewegingen en personen allerlei autoritaire trekken te vinden zijn. Vrijheid, een antiautoritaire mentaliteit en een vrije samenleving, zijn geen zaken die je hebt of niet hebt. Ze moeten als het ware groeien, ontdekt en ontwikkeld worden. Een kunstschilder leert al
schilderend schilderen. Ik schrijf dit al schrijvend en schrappend. Verdergaande, vollediger, vrijheid ontstaat, al experimenterend, in en uit vrijheid. Bij elke revolutie hoor je: nu ontdekken wij pas wat vrijheid is, wat vrijheid
betekend.
De conclusie is dat anarchisten grote bescheidenheid past. De waarheid hebben zij niet in pacht en evenmin het anarchisme. Kortom: het anarchisme is een te ernstige zaak om aan anarchisten alleen over te laten. Alle volgende stellingen zijn eigenlijk variaties en uitwerkingen van deze uitgangsstelling.

2. Autoritaire vormen binnen de anarchistische beweging
Partij- en organisatievergoding is door de anarchisten altijd scherp veroordeeld, maar vormen van bewegingsverheerlijking en autoritaire structuren zijn er ook binnen het anarchisme geweest.
Leiderfiguren (dikwijls informeel) traden op; ten dele als gevolg van sleur werden dezelfde mensen steeds op dezelfde plaatsen
gezet. Sprekers en redacteuren namen bij de anarchisten soms de plaats in die de bureaucraten en apparaatmensen bij de gezagssocialisten innamen.
Manipulaties, verdachtmakingen en gebrek aan openheid naar binnen. en naar buiten zijn ook in de anarchistische
beweging voorgekomen.
Autoritair is ook de persoonsverheerlijking, in Nederland vooral van Domela Nieuwenhuis. Zo sterk was deze verering,'
dat men de Vrije Socialist onder Rijnders trouw bleef, omdat het eens het blad van Domela was geweest. Voor
martelaarsverheerlijking (Ferrer, martelaars van Chicago, Sacco en Vanzetti) geldt eigenlijk hetzelfde. Ook de Spanjeverheerlijking (vooral bij anarchosyndicalisme) kan men hier noemen.
Taboes en vooroordelen komt men evengoed binnen als buiten de anarchistische beweging tegen. Soms hebben
anarchisten - in meer of mindere mate -dezelfde vooroordelen die ook bij andere leven, al wordt dat in theorie vaak ontkent (bv. in onze dagen ten aanzien van kunst, pornografie, drugs). Het meest treurige voorbeeld uit de geschiedenis is misschien dat de Vrije Socialist voor de oorlog, onder Rijnders, een enkele maal tot antisemitisme verviel (wat gelukkig een storm van protest uit anarchistische kringen ontketende).
Daarnaast had men ook vaak een hele reeks van eigen taboes! Hoe men zich wel en hoe men zich niet gedroeg in de beweging, enz.

3. Sektarisme.
Sektarisme is autoritair, de sekte voelt zich in het bezit van "de waarheid" van "de juiste opvatting", en daardoor verheven boven de "anderen". De anarchistische beweging is -zeker in Nederland -niet vrij van sektarisme geweest. De stelling "in het isolement ligt onze kracht" vind je bij Domela Nieuwenhuis en deze stelling is sektarisch en autoritair; communicatie wordt
er mee afgewezen.

4. Sektarisme naar binnen toe.
Antiautoritair houdt verscheidenheid in en experimenten. De anarchistische bewegingen vertonen inderdaad een grote verscheidenheid. Maar meestal werd deze verscheidenheid door de anarchisten zelf weinig positief gewaardeerd.
Ieder vond dat zijn opvattingen over het anarchisme en zijn richting de juiste waren. Van echte onderlinge solidariteit was geen sprake. Debatten waren meer duel dan dialoog. In Nederland kwam daarbij een sterke neiging om "zuiver in de leer" te zijn. De concrete problemen waar geestverwanten mee te maken hadden werden met ideologische stoplappen afgedaan. (Geweldlozen die het Spaanse anarchisme verwierpen vanwege het geweld in de burgeroorlog; het over één kam scheren van Nazisme en
liberaal kapitalisme, enz.)

5. Sektarisme naar buiten toe.
Uit de uitgangsstelling volgt, dat we blij moeten zijn met elk ,stukje vrijheid dat bereikt wordt en elke aantasting van een stuk vrijheid moeten verdedigen. Voor de eerste anarchisten was dit ook vanzelfsprekend.
Later is te zeer als mentaliteit opgekomen dat, als het niet om de volledige verwezenlijking van het anarchisme ging, het niet van belang was; dan was het allemaal "lood om oud ijzer".
Te weinig aandacht en waardering was er ook voor wat anderen tot stand brachten. Voortdurend ontdek je bij de anarchisten de houding en de uiting: Er is in wezen niets veranderd (op zich zelf heeft de term "in wezen" al iets autoritairs, want wie bepaald wat wezenlijk is voor zijn medemensen?). De betekenis van de welvaart staat werd zo veronachtzaamd. Vaak werd de welvaart staat negatief beoordeeld, omdat de staatsmacht en het gevoel van afhankelijkheid er door vergroot zouden worden.
Onvoldoende is onderkend dat een zekere mate van materiële welstand een gevoel van- zekerheid schiep. Voor een nieuwe
generatie werd de welstand een vanzelfsprekendheid en een recht waaruit zich juist een gevoel van onafhankelijkheid
en een nieuw vrijheidsbesef ontwikkelde.

Door zich op de eigen opvattingen te concentreren had men ook weinig oog voor veranderingen binnen de maatschappij
welke zich voltrokken, los van linkse organisaties en ideologieën. Ontwikkelingen, die vaak van zeer vrijheidslievende aard zijn. (Overigens kan gezegd worden dat met name Bart de Ligt zeer open stond voor hetgeen er in de wereld plaats vond.)
Ik denk voor onze tijd met name aan de ontwikkelingen in de kerken, in het bijzonder de RK-kerk, waarbij vrijheid van denken, zelfstandig handelen, tolerantie en werkelijke solidariteit met de medemens (allemaal dingen die ook essentieel zijn in het anarchisme) steeds meer naar voren komen..

6. Verstarring van de “leer”.
Aanvankelijk was het anarchisme vooral een mentaliteit, een wijze van benaderen van de concrete problemen die zich voor deden. Langzamerhand (eigenlijk al voor de eerste wereldoorlog) is het anarchisme meer een gesloten ideologie geworden die zich afsloot van en afzette tegen andere ideologieën.. Er zijn maar zeer weinig oorspronkelijke anarchistische denkbeelden geformuleerd in de 20ste eeuw. Het uitdragen van de overtuiging en het zuiver houden van de leer kwamen centraal te staan. Dat het gaat om structuurveranderingen en niet om het kweken van gelijkgezinden, raakte op de achtergrond.
Laat ik drie voorbeelden geven van de verstarring. 

a. Marx schreef indertijd een boek tegen de Franse anarchist Proudhon. Voor de Marxisten was Proudhon daarmee “afgedaan”, wat natuurlijk onzin is. Maar voor vele anarchisten was het anti-Proudhon boek, vanwege het blote feit dat het door de ideologische tegenstander Marx was geschreven, evenzeer afgedaan. Werd er nog wat over gezegd, dan was het meestal in de geest van “dat infame boek tegen Proudon” (in die geest schrijft onder andere Max Nettlau er over).. Grappig is dat Bakoenin, die als geen andere anarchist persoonlijke redenen had om vijandig tegenover Marx te staan, veel opener en
onbevangener tegenover Marx kritiek op Proudhon stond dan latere anarchisten. Hij vond het boek nuttig omdat Marx
het metaphisische karakter van bepaalde stellingen van Proudhon had aangetoond, het anarchisme van Proudhon was
daarmee niet aangetast of afgezwakt; Marx had op autoritaire zwakheden van Proudhon gewezen.

b. De anarchisten werden in de jaren negentig van de 19de eeuw door de sociaal-democraten geweerd van de
internationale socialistische congressen. De anarchisten protesteerden terecht tegen deze "rompcongressen" die zij wel representatief achten voor de sociaal-democratie, maar niet voor het gehele socialisme.
Later organiseerden zij zelf anarchistische internationale congressen. De gedachte aan algemene congressen -waar
anarchisten en niet-anarchisten elkaar konden ontmoeten, zoals in de tijd van de eerste internationale was gebeurd -is kennelijk niet bij hen opgekomen. Zij stelden hun romp tegenover de sociaal-democratische romp.

c In Nederland heeft de algemene werkstaking van 1903 en de afloop ervan de onderlinge haat tussen anarchisten
en sociaal-democraten zeer vergroot. De anarchisten hebben doorgaans van het verraad van de sociaal-democraten
gesproken. De vraag of de hele staking eigenlijk niet op een betrekkelijk autoritaire wijze gevoerd werd -met een
comité van verweer dat de staking afkondigde en ophief en waarin niet zo zeer de stakers als wel de organisaties (anarchistische en sociaal-democratische) vertegenwoordigd waren -is eigenlijk nooit helder gesteld. Ook de anarchisten waren medeverantwoordelijk voor de organisatie van de staking, waarbij de centrale leiding en niet de stakers aan de basis over de strijd besliste.

Een kenmerk van de verstarring van het anarchisme is ook een zeker woordfetisjisme. Toen bij Provo de term anarchisme viel, werd het om die reden gewaardeerd.
Anderzijds is er weinig aandacht voor ontwikkelingen, die voor het anarchisme van groot belang zijn, maar die aan
Marx en aan een marxistisch of sociaal-democratisch jargon worden gekoppeld. Bij voorbeeld de arbeidersraden in Joegoslavië, het streven naar een vrijheidslievender communisme door de oppositie in Oost-Europa, mentaliteitsveranderingen in de Partij van de Arbeid, enzovoort.

Slotopmerking
De vraag "wat moeten wij doen" is in de voorafgaande punten en stellingen eigenlijk al beantwoord. Er is van alles aan de gang in onze maatschappij. Op allerlei plaatsen en op allerlei manieren worden autoritaire structuren aangetast en soms doorbroken. Vaak komen hierbij nieuwe autoritaire denkbeelden naar voren. Als men bedenkt, hoe autoritair de wereld was, waartegen men nu in verzet komt en hoe autoritair de enige oppositie er tegen was die men kende (het communisme), kan dat ons niet verbazen. Er is natuurlijk alle reden om kritisch te blijven, maar er is geen enkele reden om op zich zelf, of aan de kant te blijven staan. Het anarchisme moet aansluiting zoeken bij hetgeen er nu gebeurd, praktisch moeten werken, in die mate dat het er in slaagt vrijheidslievende alternatieven te vinden op de problemen die als gevolg van autoritaire structuren ontstaan, in die mate zal ook het anarchisme een renaissance kunnen beleven.
Overal is weer beweging en vrijheidsbesef aan het ontstaan en dat is belangrijker dan het voortbestaan van een traditionele vrijheidslievende beweging.


 

Te gast

door Weia Reinboud

Het terrein
Voor het eerst hoorde ik van het bestaan van ‘Appelscha’, dat wil zeggen het kampeerterrein, in 1979. Een weekend voor/door/over anarkafeminisme zou daar plaatsvinden. Ik wilde er graag heen want van alle feministische stromingen was het anarkafeminisme (of beter: een anarkafeminisme) voor mij het passendst en ik zou tijdens dat weekend ongetwijfeld dozijnen vriendinnen tegenkomen. Echter, het leek me toch beter om niet te gaan want de ochtend na het weekend moest ik vroeg op om te starten met een opleiding en dat zou erg veel energie gaan kosten. Niet zozeer het vroege opstaan zou moeizaam gaan, ook de stof op de opleiding zou wel meevallen, maar de omstandigheden, daar zag ik toch wel tegen op. We waren toen op allerlei plekken in het land de mannenbolwerken aan het bestormen. Doen waar je zin in hebt, ook al vindt men, vinden de ventjes dat het niet hoort voor een meisje. Precisiebankwerken, daar had ik zin in, daar moest je voor naar een plek waar je kon verwachten dat er een aantal seksistische kereltjes zou rondlopen. Goed slapen dus, niet een hoofd vol indrukken van een weekend met leuke vrouwen, dan maar niet naar Appelscha, om vol goede moed op de vroege maandagochtend de vijl ter hand te kunnen nemen. 
Achteraf heb ik natuurlijk spijt als haren op mijn hoofd dat ik niet naar Appelscha en wel naar die opleiding ben gegaan. Precisiebankwerken is en blijft een prachtig vak, maar ik was de eerste vrouw op die metaalafdeling (op de timmerafdeling waren gelukkig al wel een paar vrouwen), ik wilde me niet laten kennen, maar het was voor mij te zwaar. Over de kop. Terugkijkend zie ik niet meer waarom ik dáárvoor het weekend in Appelscha heb laten schieten. Want het moet geweldig geweest zijn. Al vraag ik me intussen ook af waar al die anarka-vrouwen gebleven zijn. Grotendeels ingedut?
Ook de tweede keer dat ik iets met het terrein wilde doen ging het niet zonder horten en stoten. Het was in 1984. Rymke, Tieneke en ik wilden Drentse en Friese natuurgebieden leren kennen en vanuit Beilen zijn we gaan lopen richting Appelscha. Alras kreeg ik last van een teen, niet ingelopen nieuwe schoenen, ging er iets aan mijn zelfgemaakte framerugzak kapot en zijn we terug naar Utrecht gegaan voor wat herstel. Later zijn we toch nog op het kampeerterrein terechtgekomen. Ik was er dus voor het eerst en vond het heel bijzonder. We kwamen vanuit het bos aangelopen, je zet de tent op, het lijkt een klein maar overigens vrij gewoon campinkje, maar als je dan bij de hoofdingang komt dan staat daar ineens dat het een vrij-socialistisch en alcoholvrij terrein is! Tot vrijheidsbezinning – nou, dat doe ik dag in dag uit, dus dat mag in de vakantie best voortgezet worden op een speciaal terrein. 
Het was prachtig weer, maar een aantal dagen lag ik klappertandend in de tent met forse koorts. Eén van de vrouwen die daar waren kwam ons koekjes aanbieden, maar als veganisten moesten we die afslaan. Ze leefde nogal met m’n ziekte mee en als ik weer eens op de camping kom en haar spreek, hebben we het er nog wel eens over. (Hoe is het met jouw knie, Trientje?) 
We liepen in die tijd te dromen over ergens buiten wonen, of minstens keken we tijdens de wandeltocht van Beilen naar Appelscha rond om te zien hoe het zou zijn om daar of daar te wonen. Rymke bijna brakend van de burgerlijkheid die provinciale dorpjes kunnen uitstralen… Op de camping kregen we zin om daar een eigen caravan ofzo te hebben en daarom gingen we na de vakantie naar een vergadering op het kampeerterrein. Toen begon het afknappen – hadden we tot dan het idee gehad dat je er bij vooral aardige mensen te gast was, bij de vergadering bleek dat er niet alleen een paar oude caravans maar ook oude vetes waren. De spanning was bij voorbaat al om te snijden, een vrouw viel over het feit dat wij met drieën achter een tafeltje voor twee gingen zitten (het paste prima), een ander keek ons vreemd aan omdat we geen koffie lustten. Mooie ontvangst! De vergadering was voornamelijk een verschrikking, totdat ineens Jan van Zanden opstond met ‘ja, mensen, als wij als vrij-socialisten al niet goed met elkaar om kunnen gaan, hoe zullen anderen dan ooit zin kunnen krijgen in de samenleving die wij voorstaan?’ En meer woorden van dergelijke strekking. Wat een prachtmens!
De kennismaking met mensen zoals Jan was niet voldoende om een plekje op de camping te blijven nastreven, maar de wens om de stad de rug toe te keren bleef. Een jaar of twee later nam ik een kaart van Nederland en met een brede, rode viltstift maakte ik van elke snelweg een heel brede baan, vliegvelden en steden werden dikke rode vlekken en toen ik de smallere verbindingswegen ook vet rood maakte bleef er nog maar heel weinig gebied over waar het rustig zou kunnen zijn. Een deel daarvan was zwartekousengebied, de bible-belt. Verder bleven alleen het communistische Oost-Groningen over (met de fiets kwam ik daar eens over de ‘hamer-en-sikkelweg!) én de streken rond Appelscha. Toch maar weer eens die kant op.

De PL
De pinksterlanddagen komen in het verhaal tot nog toe niet voor. Inderdaad trok het gewone, dat wil zeggen niet-feministisch anarchisme me helemaal niet aan. Uit de meeste gemengde actiegroepen hoorde je verhalen over de grote bekken, de opgeklopte ego’s, de bonzen. Maar er zijn natuurlijk uitzonderingen en bovendien zakte de vrouwenbeweging nogal in, dus waarom niet het voordeel van de twijfel aan de PL geven? Zo kwam ik weer in Appelscha terecht. Na onze eerste PL van 1986 kwamen er meer en er vallen natuurlijk heel wat positieve woorden over te vertellen. Dat zoiets bestaat. Dat het al zo lang bestaat, dat er steeds weer een hoop mensen op afkomen, dat je er interessante lieden leert kennen, en zo verder. Als ik er kom valt er een hoop te groeten, een paar keer heb ik er een praatje gehouden of een discussie ingeleid. Zittend achter het standje met Atalanta-uitgaven vinden altijd wel erg leuke ontmoetingen plaats, soms zelfs gaan mensen die ons nog niet kenden helemaal uit hun dak. Dan weet je weer waar je het allemaal voor doet!
En toch – toch kom ik niet graag naar de PL. Of nauwkeuriger gezegd: als ik er ben wil ik al heel gauw weer weg. Ik heb dat vaker bij linkse dingen, vrijwel altijd zelfs. Het afgelopen jaar ben ik helemaal drie keer ergens naar toe geweest en iedere keer ging het mis. Eén keer ben ik na een paar minuten al woest weggelopen, bij een andere gelegenheid ben ik weggegaan zodra het kon, en de derde keer ben ik zo lang gebleven dat de dag ernstig depressief eindigde. Het zal wellicht sommigen tegen de haren instrijken, maar misschien is het nuttig te laten zien waardoor ‘de beweging’ naast leuke kanten ook een aantal uiterst ongastvrije trekjes heeft.
Eén van die dingen valt gemakkelijk aan Appelscha te koppelen. Zoals al gezegd staat bij de ingang van de camping dat het een alcoholvrij terrein is. De PL is dat dus ook. Mag je hopen. Toch heb ik al een paar maal meegemaakt dat mensen in geuren en kleuren gaan vertellen hoe ze op de PL hun eigen alcoholica meenemen en stiekem achteroverslaan. Dit waren geen pubers waarvan je gemiddeld meer stompzinnigheid kunt verwachten, maar mensen (nauwkeuriger: mannen) die tot de jaren des verstands zijn gekomen. In theorie dan. Bij het vertellen van zo’n verhaal keken ze alsof ze een buitengewone prestatie geleverd hadden, alsof het iets stoers was, of iets om te lachen. Terwijl ze alleen maar aantonen hoe randdebielig verslaafden altijd zijn. Het is duidelijk te moeilijk voor ze om een paar daagjes geen rotzooi te nuttigen. Het is blijkbaar ook te moeilijk om de mensen van de camping een plezier te doen. Het woord ‘respect’ valt bij dit soort toestanden nogal eens, maar mij zul je het niet horen gebruiken want het is me een veel te kledderig woord. Het gaat simpel om anderen een pleziertje doen; als dat betekent dat je wat soberder doet dan je thuis gewend bent, nou dan is het toch gewoon wat soberder? 
Het zou goed zijn om de discussie over verslavingen weer eens te voeren. De PL is daar een uitgelezen plek voor want je kunt er inspirerende mensen van de oude geheelonthoudersbeweging ontmoeten. Ik heb zelf overigens nooit iets met die beweging gehad, ik heb het gewoon zelf op school al bedacht dat het veel beter was om de geest onafhankelijk van chemicalietjes te houden. Ik was daar toen een van de weinigen mee en het stemt vrij droevig om te constateren dat de huidige beweging qua nivo veel lijkt op scholieren van toen. Terzijde: als er discussie over dit onderwerp zou komen, ben ik niet van de partij. Ofwel er komen weinig mensen, ofwel het wordt een stuitend vervelende discussie. Ik verwacht er weinig van. Drinkende anarchisten denken niet – om Domela te parafraseren.
Dan is er die andere verslaving, nicotine. ‘Links’ is wat dit betreft aanzienlijk rechtser dan de rest van de samenleving. Dat ik het ‘rechts’ noem heeft verschillende redenen. Ik noem het rechts wanneer mensen veel ruimte willen innemen en iedere roker neemt graag vele tientallen kubieke meters in. Verder is de tabaksindustrie een van de meest kapitalistische industrietakken die er zijn, maar dit argument zal wel weinig indruk maken. Zo is laatst in een linkse kroeg de coca-cola uit het assortiment gegaan vanwege de Iraq-oorlog – blijkbaar zijn enorm grote aanleidingen nodig voordat het consumptiepatroon verlinkst wordt. Het geldt overigens voor alle verslavingen dat ze ‘kapitalistisch goedgekeurd’ zijn, want consumptistieser gedrag bestaat niet. Dat links zo traag is in het doorbreken daarvan, dat geeft te denken. Niet alleen over (een deel van de) linkse mensen, maar ook over de samenleving die die linkse mensen voor ogen staat.
Ik heb een tijd geleden besloten om echt nooit meer ergens heen te gaan als er gerookt wordt. Zo zullen er wel meer mensen zijn, en zo ligt het aan ‘de beweging’ zelf dat mensen afhaken. Bij twee van de drie dingen die ik dit jaar bezocht zou er niet gerookt worden en waren er toch ## (gecensureerd) die nergens op letten. Vrouwen en mannen in dit geval trouwens. Wat voor samenleving willen die?

Utopie
Niet alles is mineur. Met veganisme gaat het in de beweging juist heel goed. De eerste keren dat we op de PL kwamen kon je niet mee-eten als je zowel veganisties als biologisch wilde eten. De kokers keken nogal op hun neus toen bleek dat sommigen om politieke redenen niet van hun toch politiek bedoelde eten wilden hebben. Dat is vrij gauw veranderd, nu kan je je buikje rond eten met wat er opgediend wordt!
Er zit, vind ik, een rode draad in de punten hierboven en dat is utopisme. Ik zou het heel prachtig vinden als de PL dagen waren waar het net wat utopieser toegaat dan zomaar uit zichzelf gebeurt. De alcohol niet aanraken is volgens een VVD-er een onhaalbare utopie en het zou mooi zijn als alle PL-gangers laten zien dat de VVD-ers ook hierin ongelijk hebben. Niet roken is in kringen van natuurliefhebbers en sporters (waar ik allebei nogal eens mee optrek; jammer dat ze soms zo politiek bewusteloos zijn) meestal geen punt en het zou mooi zijn als linkso’s daar niet zo op achter zouden lopen. Een paar daagjes maar. Veganisme heeft veel met vrijheidsbezinning te maken en er zou op de PL misschien nog een schepje bovenop kunnen: iedereen een paar dagen geheel veganistisch. Biologies eten heeft weer alles met veganisme te maken, alleen gaat het dan niet om het lot van koeien, kippen en varkens, maar om het lot van muizen en uilen, lijsters en kevers. Dus echt alles wat er op de PL te koop is zou bio kunnen zijn. Misschien wat duurder, maar zeker utopieser. Trouwens: na de wapenindustrie komt de chemische industrie misschien wel op de tweede plaats qua slechtigheid. Ik begrijp daarom niet waarom 100% bio zo ongewoon is. Bij al deze dingen geldt: het kán. Laat maar zien aan de buitenwereld. 
Ik geef toe, voor mij zou bovenstaande geen moeilijkheden geven, want zo leef ik al dag in dag uit en een aantal decennia lang. Toevallig zag ik net een uitspraak van Epiktetos, dat is dan iemand van twee millennia geleden, dat je pas vrij bent als je baas bent over jezelf. ‘Baas’ vind ik niet zo’n geslaagd woord, maar het idee er achter zie ik zitten. Los van verslavingen ben je veel vrijer in je hoofd, en los van goedkoop onbio-voedsel ben je vrijer van kapitalistische productie. Het is soberder, dat wel, maar alleen een liberaal vindt dat ‘vrijheid’ moet mogen betekenen dat je je klauwen ver uitslaat. Toch?
Ik heb maar een paar keer op de PL geslapen. De avonden vond ik steevast een verschrikking. De voornaamste reden is dat ik een hekel aan alle popmuziek heb, ook de ‘linkse’ varianten. Zowel aan de muziek zelf heb ik een hekel als aan het kliekjesgedoe dat er vaak omheen zit. Je bekennen tot een bepaalde stroming en daar dan qua kleding en weet ik wat naar uit gaan zien. Ik zeg dit niet omdat ik 53 ben, want ik vond dat op school al! Over de hoeveelheid decibellen heb ik het dan nog niet eens. Ooit was er een oude anarchist die bij een luid optreden op de PL de stekker eruit trok. Geen perfecte reactie. Maar toch mag ik dat wel… Ik denk met enige weemoed aan Vietnammanifestaties van een dertig jaar geleden, waar ‘cultuur’ niet uitsluitend ‘jeugdcultuur’ betekende, zoals nu meestal het geval is, maar waar ook jazz en klassiek inbegrepen waren.
Een nadeel van de avonden op de PL is ook dat de geluiden op de avond steeds dommer worden. Ik doel niet op snurken, maar op gebral en dergelijke. Bij degenen die geluid maken als anderen slapen ontbreekt nogal wat sociale intelligentie. Ik ben dan ook een aantal malen ver in het bos gaan slapen. Daar hoor je ook geluiden, maar dat betreft dan een ransuil in de nacht of een zingende kruisbek in de ochtend. 
Liefst blijf ik niet slapen en kom ik slechts een paar uurtjes op de PL langs, of zelfs helemaal niet. Het is wel leuk, maar het valt ook zo tegen. Van de PL-gangers verwacht ik meer dan van het volk in winkelstraten, maar misschien is dat wat naïef van me? 
Ik blijf liever naïef. En thuis.


 

Tien jaren die Appelscha deden sidderen.

Appelscha en de Federatie van Vrije Socialisten in de jaren ‘70.

De mythe van het begin 

“Ce n’est qu’un début...”

Over de geschiedenis van de Nederlandse Federatie van Vrije Socialisten heb ik al eens geschreven (‘ Het moeilijke anarchisme’ in De AS 126/127 (1999), p.47-57 en dan met name over het gedachtegoed of wat we toen noemden onze “collectieve verantwoordelijkheid”, dus daarop kom ik verder niet terug. Ik weet zeker dat de lezer dat nummer nog in Appelscha kan krijgen, en daarom zal ik zoveel mogelijk herhaling proberen te vermijden. Wel wil ik hier proberen neer te schrijven welke rol in mijn herinnering “Appelscha” betekende voor de Federatie, ook al heb er niet alle vergaderingen gevolgd.. Want in Appelscha werd de federatie opgericht, zij kwam ervoor in de plaats en uiteindelijk is zij ook door Appelscha vervangen.


door Jan Bervoets

Het begon in 1970. Twee anarchistische groepen, die zich rond de tijdschriften De Vrije en Recht voor Allen bewogen, zouden samengaan. De Vrije kwam voort uit de individueel-anarchistische beweging van Domela Nieuwenhuis en Gerghard Rijnders, Recht voor Allen uit de federalistische en sociaalanarchistische beweging met een sterke achterban van oude landarbeiders. De oude tegenstellingen waren door de praktijk al lang vervaagd en de interne relaties waren steeds meer toevallig tot stand gekomen. Er was een nieuwe antiautoritaire stroming ontstaan die was begonnen met Provo in 1965-’66 en zich had ontladen in de studentenopstand van Parijs. Dat had voor mij een boodschap nagelaten waarvoor - dat vind ik nog! - alle oude organisatorische kaders hadden te zwichten. Want ik was vanuit mijn eigen ervaring in de studentenstrijd een overtuigend aanhanger van de leuze: als er kaders moesten worden gevormd, dan werd het “niet een organisatie van anarchisten, maar van de anarchie”. Dat wil zeggen: de verandering van de maatschappij van onderaf was het einddoel waarvoor de eigen organisatie wel middel was, maar geen doel op zichzelf. Maar organisatie, dat merkten we als vakbondsleden, was wel noodzakelijk - er moesten aanspreekpunten zijn en verantwoordelijkheden worden gesteld. Maar de organisatie stond niet op zichzelf, dan zou zij in de plaats komen van het doel waarnaar zij streefde - en door eigen corruptie het doel vernietigen. Daarom kunnen situaties van buitenaf die organisatie veranderen en gaat het vooral om de vraag: wordt deze strijd tegen de onderdrukking en de macht van onderaf uitgebreid, of wijken we voor onderdrukking omdat onze organisatie zo belangrijk is?

Ik kwam in de federatie als pas afgestudeerde student met de overtuiging dat we in de democratiseringsbeweging binnen de universiteiten hadden deelgenomen aan de klassenstrijd; we hadden in Nijmegen met onze radenuniversiteit een nederlaag geleden tegen de belangen van de medische maffia, en het werd duidelijk dat we diezelfde strijd in de maatschappij zouden voortzetten. Maar de oplossing lag volgens mij niet in blinde solidariteit met volksrepublieken als de Sovjetunie of China. Mijn grote voorbeelden zijn Arthur Lehning en Albert de Jong, met wie ik kennis had gemaakt om de kennis over het anarchisme en de propaganda in Nijmegen verder uit te diepen. Geestverwanten waren er zowel bij De Vrije en Recht voor Allen, dat toen werd uitgegeven door het Noordelijk Gewest van Vrije Socialisten, waarbij met name de broers Geert en Henk de Groot en Joop Wandelee als eersten indruk op mij maakten als karakters die een man als Albert de Jong het meest nabij kwamen. Met hem maakte ik kennis tussen de eerste ontmoetingen die zouden leiden tot de samenwerking van het Noordelijk Gewest (zeg maar Appelscha) en De Vrije, waartoe ik mijzelf rekende. De Vrije bestond uit een kleine kern van redacteuren en een enkele medewerker (ik dus, want ik zat in de Nijmeegse studentenpers!), terwijl het Noordelijk Gewest plotseling uitbreiding kreeg van allerlei generatiegenoten uit Amsterdam en andere steden uit het westen, die onder inspiratie van Provo een eigen plaatselijke organisatie vormden.
Dat kwam zo: het laatste raadslid van Provo in de gemeenteraad, Roel van Duijn, die als anarchistisch theoreticus Provo was ingegaan, en met zijn strijd om de lieve revolutie zowel een reeks straatopstanden in Amsterdam als een zetel voor zijn partij in de gemeenteraad gewonnen. En omdat die zetel elk jaar rouleerde, was als vierde Roel van Duijn aan de beurt. Hij gebruikte het raadsdebat als forum voor allerlei initiatieven en nota’s die ook landelijk belangrijk waren en die uit de anarchistische propaganda van de Vrije voortkwamen. Berucht is de Sabotagenota, waarin hij opriep om door sabotage van wapentuig in de kazernes de strijd tegen de oorlog aan te gaan. Tegelijkertijd richtte hij een nieuwe stadspartij op die landelijk herhaling kreeg, de Kabouterpartij, waarmee hij in 1969 vijf raadszetels won. Van Duijn propageerde zijn denkbeelden ook en opnieuw in de Vrije, maar kreeg daarop meteen kritiek, omdat hij ze als verkiezingsprogram gebruikte. En - zoals iedereen behoort te weten - echte anarchisten zijn tegen verkiezingen, met name Kropotkin! 
In december 1969 verscheen het Duitse themablad Kursbuch, dat speciaal gewijd was aan kritiek op het anarchisme, maar dat voor een groot deel uit laster van de vulgair-Marxistische traditie bestaat. Tegenover de verdraaiingen van het anarchistisch gedachtengoed staan uitspraken van Marx en Engels over de noodzaak van discipline, en dat het antwoord is een voorhoede naar Leninistisch model Een van de medewerkers aan dit blad was Ton Regtien, die met de in Nederland werkende Duitse componist Konrad Boehmer een studie schreef over Provo. Dit stuk werd in het voorjaar in een Nederlandse versie uitgegeven door de SUN (toen: Socialistische Uitgeverij Nijmegen, namens de studentenoppositie), met een toevoeging over de kabouterpartij. Regtien, eigenlijk een consequent syndicalist in de stijl van het NAS, solliciteerde naar het lidmaatschap van de Communistische Partij om daarbinnen een soort basisdemocratie te verwezenlijken,- een gedachte die eigenlijk evenzeer utopisch was, zeker onder het regime van Paul de Groot, die de studentenbeweging fundamenteel wantrouwde.
Van Duyn en Regtien hebben elkaar getroffen in een forum, dat in 1970 op de PinksterLanddagen in Appelscha werden gehouden. Dit forum zou een teach-in worden als hoogtepunt voor een grote propagandamanifestatie worden voor het anarchisme, dat immers uiteindelijk gelijk heeft. Want hier spraken twee antagonisten die beiden naar mijn opvatting goede èn foute standpunten hadden. Dat vond ik in het studentenblad waarvan ik mederedacteur was. Het kwam uit met een extra nummers dat tevens als themanummer voor Appelscha diende en dat de PL 1970 openstelde voor “alle anti-autoritaire bewegingen in Nederland: Dolle Mina’s, Kabouter, Studentenopposanten, Anarchisten, Pacifisten, Radensocialisten, etc.” Zo ver is het niet gekomen, al was het maar door de drankzucht van al die opgeroepen aanhangers. Wel was deze Pinksterlanddag van historische betekenis, om twee redenen:

- zij bezegelde de verzoening bezegelde tussen de vrije socialisten van het westen en het Noordelijk Gewest, nu weer landelijke federatie
- de manifestatie werd bijgewoond door vierhonderd deelnemers, iets wat na de oorlog nog niet scheen te zijn voorgevallen. 
En die discussie? Ach, je kunt ze volgen in de boekwerkjes van Regtien en van Duyn, die ik heb aangehaald. Er is, zoals gebruikelijk, niets aan toegevoegd. De bijeenkomst werd afgesloten door een oproep van Theo Harsman tot een algeheel bewustzijn van vrede, omdat we in een verdorven en verdomde wereld leefden, een oproep tot bewustzijn die ons op dat moment als een cliché over kwam..

De federatie
En met het noemen van Theo Harsman kom ik tot de persoonlijkheden die naar mijn beeld het gebeuren in Appelscha de komende jaren zo’n beetje hebben bepaald. Theo Harsman, Henk en Geert de Groot, Joop Wandelee waren of zijn (nog steeds!) toch wel de kopstukken van de oudere generatie, die blijvend de denkbeelden van het Noordelijk Gewest hebben uitgedragen: een samenlevingsverband met een traditie van geheelonthouding en geweldloze weerbaarheid, waarbij die weerbaarheid zich ogenschijnlijk soms meer uitte in (geproclameerde resultaten van) Bezinning dan in daden. Daarnaast mijn kameraden van De Vrije die bleven: Wim de Lobel en Hans Ramaer, die ordeverstoring niet schuwden; De Vrije hield rekening met proletarisch geweld, en nam geen afstand van de gebeurtenissen in 1965, zeker niet toen op de 14 juni arbeiders de Telegraaf bestormden. Maar wat belangrijker was, is de verandering die er in 1970 met de bezoekers had plaats gevonden: er was een nieuwe generatie ontstaan.
Tot dan toe was de anarchistische beweging, hoe men er ook over denken mag, een beweging van arbeiders, en voorzover dat het noordelijk gewest betrof, ook landarbeiders Voor een heleboel kameraden van vroeger was de strijd voor de vrijmaking van de arbeiders ook een strijd om eigen vrijmaking, in de hoop dat persoonlijke zelfverwerkelijking ook inspirerend werkte op aansluiting aan de strijd. Onze generatie had in ieder geval de materiële middelen om voor solidariteit te kiezen en daarvan gewetenszaken of idealen te maken. Dat hadden we niet door met onze lange haren en spijkerbroek met onze tegencultuur: wij begrepen niet waarom de paasmarsen van de geweldloze antimilitaristen juist in driedelig pak werden gehouden. Dat dit het triomfantelijke teken was van arbeiderswelstand tegen de verdrukking in: het bewijs dat arbeiders zich door ontzegging van verslavende middelen als drank en ander opium voor het volk ook persoonlijke rijkdom konden verwerven en daardoor een zekere vrijheid.
Onze generatie bergreep dan ook niet dat ene oudje, dar na lange strijd en veel sparen een eigen boer was geworden en er nu trots op was vrij te wezen van de maatschappelijke verdorvenheid van het kapitaal. Want schreef Bakoenin niet: “ ik kan niet vrij zijn als niet allen, man of vrouw, vrij zullen zijn”? Want dat was onze inzet. Wij, meestal studenten of scholieren, zagen onze recente strijd steeds weer als het begin en wilden doorgaan met de strijd om door middel van onze organisatie de vrijheid voor allen te verwezenlijken. En aan deze vrijheidsstrijd werden geen normen vooraf gesteld, zoals bijvoorbeeld het beginsel van geweldloze weerbaarheid of morele waarden die door drankbestrijding waren verworven; deze ascese begrepen wij nog minder. Was mei 1968 immers geen barricadestrijd om steeds meer verworvenheden voor allen te veroveren? Betekende de anarchie dan geen verdeling van overvloed?
Hoe dan ook: na de maagdenhuisbezettingen van 1969 en tijdens de opkomst van de Kabouterpartij sloten er zich heel veel jongeren, met name studenten en scholieren, zich bij de anarchistische beweging aan. Hiervan profiteerde vooral de Federatie van Vrije Socialisten, die zijn afdelingen in Groningen, Leeuwarden en Assen zag uitbreiden tot zeer actieve kernen in Amsterdam en Beverwijk. De redactie van De Vrije miste deze kansen; zij viel plotseling als gevolg van privé-problemen uiteen . Daarom besloten de FVS en De Vrije samen te gaan: het individueel-anarchisme van weleer had plaats gemaakt voor anarcho-syndicalisme, en het is symbolisch dat het laatste nummer van de oude Vrije afsloot met een stuk van Albert de Jong over de positie van anarchisten in het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties, (OVB), de laatste publicatie vóór zijn dood. Op 1 en 2 mei 1971 werd de Federatie van Vrije Socialisten definitief een landelijke organisatie: de De Vrije en Recht voor Allen fuseerden en werden het orgaan van de federatie. Een redactieraad, met open vergaderingen zou de controle op het blad garanderen, en verder zou de organisatie worden uitgebouwd over heel Nederland met twee congressen en verschillende landelijke huishoudelijke bijeenkomsten. Al die bijeenkomsten waren openbaar, iedere anarchist kon vanuit zijn plaatselijke groep de landelijke groep congtroleren.
De eerste activiteit van de nieuwe federatie was de Pinksterlanddag 1971 op 28-31 mei 1971. Het was meteen een internationaal congres van anti-autoritaire revolutionairen, waarin “getracht zal worden een strategie te bepalen, om het kapitalisme de nek om te draaien.” Het zou een conferentie worden met een gedachtenuitwisseling met kameraden uit België, Duitsland en Frankrijk, met een poging om een actie voor de vrijheid van Valpreda te bewerkstelligen. Ik ben er zelf niet bij geweest, maar het congres moet in zijn streven naar een grootse eenheidsresolutie zijn verzand in een discussies. Met name over geweld en geweldloosheid, de geldigheid van de term klassenstrijd. Het zwaartepunt van de discussie vond op de zaterdagavond plaats, omdat dan iedereen aanwezig was; ‘s middags werd immers aan demonstraties besteed, ik meen tegen het straaljagergeweld van een militaire vliegveld in de buurt. En de avond moet bovendien zeer ongebruikelijk zijn afgesloten omdat enkele Duitse kameraden tijdens de discussies openlijk met een fles jenever rond gingen. ..Want wij deden eigenlijk niets anders dan discussiëren, een enkele keer vonden we elkaar nog in wat strijdliederen, waarin we elkaar dan op de zondagavond vonden. Met als instrumenten de gitaar en de trekharmonica van de gebroeders De Groot....

Tegen kapitalisme, imperialisme of tegen het geweld?
In feite was de structuur van de federatie minder stabiel door de steeds wisselende opkomst en het verloop van plaatselijk enthousiasme. De landelijke bijeenkomsten (redactieraden, huishoudelijke vergaderingen, congressen) waren serieuze vergaderingen met een vaste agenda, waarin zowel de leden van de centrale organisatie als de plaatselijke organen verslag dienden af te leggen. Elke landelijke vergadering had dus een vaste agenda met een vast programma en dat gold ook zo’n beetje voor de Pinksterlanddagen...
Omdat ik al in De As over de “ideologie” of “theorievorming” van de federatie als anarchistische beweging heb geschreven, beperk ik me hier tot een beschrijving van de sfeer, die voor jongere generaties wel erg disciplinair en idealistisch zal voorkomen. Maar wij zagen daar een noodzaak in, omdat wij altijd gereed moesten staan om als agitatoren de directe arbeidersstrijd te ondersteunen. Wanneer de massaas klaar zouden zijn om kernen voor maatschappijverandering te scheppen, moesten wij van de Federatie met onze propaganda de solidariteit organiseren en zo de fakkel verder dragen. Wij namen dat even serieus als nu de de antiglobalistische vredeswachten de mobilisatie tegen de nieuwe golfoorlog.
Meestal bestond een vergadering van de federatie uit bijdragen en rapporten van de activiteiten en afdelingen zelf, waarbij daarnaast theoretische uitgangspunten vanuit een brochure of traktaat op tafel werden gebracht. Een dergelijke verhandeling werd niet zomaar aangenomen: het moest collectief gedachtegoed worden, dus gingen daaraan onvermijdelijk schriftelijke discussies vooraf. In De Vrije Socialist zou dat allemaal ter discussie moeten worden gesteld. Vanaf het begin werd dit blad dan ook overladen door kopij van allerlei schrijvers, die volgens goed anarchistisch beginsel allemaal het recht hadden gepubliceerd te worden. Maar helaas: het blad kon dat niet aan, zowel redactioneel als financieel. Het gevolg was dat alle bijeenkomsten in Appelscha en elders daverden van de protesten tegen censuur van de redactie èn over de vraag hoe de drukker (ook een federatielid) moest worden betaald - omdat het abonnementsgeld niet werd geïnd.... En zo kwam het dat, tot verbazing van idealistische nieuwe leden, plotseling tijd moest worden uitgetrokken uit controversen over de drukkerskosten en het kasbeheer. Dat het hier ging om een anarchistische integriteitsmoraal, die in ieder geval zo oud is als de vooroorlogse anarchosyndicalistische problemen rond de anarchistische vakbondsleider en dichter Henk Eilkeboom (Soldaten en arbeiders, staakt! staakt! STAAKT!), is bij controversen om kwesties van goede trouw over eigendom en kapitaal voor jongere anarchisten natuurlijk moeilijk uit te leggen. Dat is dan ook nooit gebeurd, met name niet toen - later dan wanneer dit verhaal speelt - een conflict van de eigenaren over de eigendomsrechten van de camping leidde tot uitsluiting van het recht om deel te nemen aan anarchistische comités als het beheer van het FIS. En toegegeven: het generatieverschil bewees zich ook door de vindingrijkheid waarmee wij jongeren soms wel eens het alcoholverbod op het kampeercentrum probeerden of effectief wisten te ontduiken...
Het debat bij dit soort bijeenkomsten was niet in groepjes, maar gemeenschappelijk, en soms werd er ook een gemeenschappelijke verklaring geaccepteerd en verspreid. Maar omdat daarover niet mocht worden gestemd, werden we het zelden eens. En wat belangrijker was, deze bijeenkomsten vonden vanaf 1972 lang niet altijd in Appelscha plaats.
Want omdat de federatie nu eenmaal bestond uit plaatselijke groepen in heel Nederland,was het belangrijk dat de landelijke congressen rouleerden. Er waren wel bijeenkomsten in Appelscha, maar niet altijd in Pinksteren. De Pinksterlanddagen waren voor het Noordelijk Gewest, maar er was ook een afdeling Amsterdam, Zuidoost (Nijmegen en Roermond) en Zuidwest, met kernen in Leiden. Rotterdam (De Vrije) en Eindhoven, later ook Utrecht en Den Haag. De landelijke congressen en de landelijke huishoudelijke vergaderingen werden dan ook afwisselend door de verschillende afdelingen georganiseerd. De beruchte conferentie waarbij het Arsjinov-platform werd “aangenomen” vond bivoorbeeld in de paasdagen van 1973 en in Nijmegen plaats. Daaraan vooraf ging een conferentie in Bornerbroek, met een grote rol voor de filosoof Fons Elders, en veel theorievorming. Daartussen vonden ook huishoudelijke congressen plaats, die zich in allerlei plaatsen afspeelden, en waar vooral het blad De Vrije Socialist ter discussie stond en de redactie prompt werd vervangen. Daardoor ontstonden er verschillende landelijke inloopcentra, zoals het anarchistisch café in de Lastageweg in de Nieuwmarkt- of Bethanienbuurt in Amsterdam, een van de verzetshaarden tegen de sloop van de Nieuwmarkt in de winter van 1974-1975, totdat zij massaal militair politiegeweld werden geruimd.. Daarna werd een woonboot afgehuurd, en dat was één van de plaatsen waarin de crisis van 1975 werd uitgevochten. Appelscha was dus voornamelijk de vergaderplaats voor het Noordelijk Gewest, met naast de gevestigde bekende groep een aantal nieuwe werkgroepen in Groningen, Leeuwarden en Assen, die een nieuwe generatie vormden. 
Strijdpunt en pispaal van al deze debatten was De Vrije Socialist, die uit een overvloed van kopij moest selecteren. Er was nauwelijks een huishoudelijk congres, redactieberaad of andere soort van landelijke bijeenkomst, waarbij door enige actie van onderaf geen koppen rolden Op 23 en 24 april 1972 werd besloten tot de oprichting van twee organen: het interne bulletin Anarcho-info en de beschikbaarstelling van het Fonds voor Internationale Solidariteit voor slachtoffers van anarchistische repressie. De plaatselijke afdelingen legden verslag af van hun bijeenkomsten in Anarcho-info, .en met name van de acties die zij hadden gevoerd.

.Het nieuwe discussieplatform Anarcho-info bracht weinig soelaas, al gaf dat ruimte voor alle meningen; het “externe propagandablad” De vrije socialist bleef onder vuur van een voortdurend discussiërende achterban; de uitgevers van Recht voor Allen en de oude Vrije begonnen opnieuw aan een eigen blad: De AS (oorspronkelijk: de Anarcho-syndicalist, later: de Anarcho-socialist) voldeed aan de behoefte van een periodiek verschijnend theoretisch themablad als Anarchy, dat naast het Engelse anarcho-syndicalistische blad Freedom verscheen, of het Italiaanse Volontà. Recht voor Allen werd heropgericht als de spreekbuis van de oude garde van het Noordelijk Gewest. 
In Appelscha stonden dan ook noordelijke groepen rond De Vrije Socialist en Recht voor Allen diametraal tegenover elkaar, in 1974 viel de Pinksterlanddag uiteen, en vanaf dat jaar zocht ook de jongerengroep van het Noordelijk Gewest naar andere vergaderplaatsen. Ik volsta hier te vermelden dat deze tegenstellingen los staan van de crisis die in de jaarwisseling 1974/1975 ontstond door de aanmelding van een deel van de Eindhovense Rode Jeugd als actiegroepen binnen de Federatie. De enige overeenkomst was dat in beide gevallen groepen anarchisten grenzen wensten te stellen aan de anarchistische solidariteit, een proces dat onvermijdelijk is als men vanuit de organisatie bewegingen wil gaan formuleren.. Het gevolg was dat in 1975 de federatie ophield een bindmiddel van alle anarchisten te zijn. 

De wegen van het geluk

“Want je wordt ouder, papa”
Mong Rosseels

Wanneer we de geschiedenis van de anarchistische beweging na 1975 bezien, dan blijkt Appelscha geleidelijk in de belangstelling toe te nemen. De landelijke congressen vonden in de eerste plaats vooral elders plaats, met name omdat er na verschillende uittredingen de Federatie herordend moest worden. In het najaar van 1975 vond er een conferentie in Eindhoven plaats die de volledig uitgetreden redactie van De vrije socialist verving, terwijl ook een nieuw federatiesecretariaat werd vastgesteld. In 1977 vond, mede op initiatief van kameraden uit Utrecht een nieuwe discussie in Appelscha plaats op de PL, waarbij vooral de nadruk werd gelegd op affiniteit en onderlinge relatie. De klassenstrijd, die tot dan toe centraal stond, maakte plaats voor een discussie over anarchistische leefwijzen, productieve associatie en de creatie van alternatieve samenlevingen, vooral onder inspiratie van Murray Bookchin. In dat jaar besloot een gehalveerde Federatie en De Vrije Socialist weer toe te treden tot de Pinksterlanddag die door 40, althans minder dan honderd mensen werd bezocht, wat ook door het Noordelijk Gewest als een dieptepunt werd beschouwd.. De sfeer was slecht, de discussies waren niet veranderd. Het belangrijkste was wel dat een nieuwe Amsterdamse groep, de Spuigroep, verkende in hoeverre het oude “socialisme van onderop” verenigbaar was met het anarcho-syndicalisme. De Spuitgroep bestond uit jonge vakbondsleden, deels ABVA, deels OVB en de dichter-kunstenaar José Estevaõ, die een uitstekend recept had voor pasta en bovendien mandflessen Portugese wijn wist mee te nemen. En daarmee initieerde hij althans voor mij de jaren in Appelscha een aparte catering op een open plek buiten het kampeerterrein. Daar kookten we met het droge dennenhout de pasta, op een plek vrij van de controle op het drankgebruik...
Het sceptisch verslag van Tom Welschen over het verloop van de landdag ontmoedigde ons niet om de landdag in 1978 groots aan te pakken. Er kwamen 400 deelnemers, opnieuw aangelokt door het internationaal karakter van het congres en soms om voor de zoveelste maal eens een nieuwe motivatie voor de Federatie te formuleren. We besloten tot een grotere autonomie van de plaatselijke groeperingen, die niet alleen actie- en propagandagroepen waren (zoals bijvoorbeeld Den Haag), maar ook productieve associaties en affiniteitskernen. Het feit dat er in Amsterdam een Spuigroep bestond maakte het mogelijk dat er ook andere groepen konden bestaan. Maar de wil van de organisatoren om vanuit een nieuwe eenheid op basis van affiniteiten inspiratie te putten, leed schipbreuk. Talrijker werden de initiatieven van groepen, die zichzelf buiten de anarchistische beweging plaatsen, maar wel anarchistische actie voerden, zoals Onkruit en de Antikernbeweging, later ook de zich politiek organiserende krakers. Nog belangrijker was de principiële afscheiding anarcha-feministische organisaties, naar voorbeeld van de Mujeres libres binnen de Spaanse CNT. In het hierna volgende decennium kenmerkten zij zich door eigen organisatievormen en zoektochten naar eigen structuren zonder de behoefte om gegevens uit te wisselen. Tijdens de PL van 1978 is eigenlijk voor het laatst geprobeerd - en wel door de Federatie - om dit probleem met integratievoorstellen op te lossen. En, zoals bij elke emancipatiestrijd het geval is, liep dit op een falikante mislukking uit. 
Voor mij betekende dit het einde van de federatie. Er moesten nieuwe organisatorische kaders komen, die van een ander perspectief uitgingen. In plaats van de directe confrontatie met de samenleving door de organisatie van de anarchie te proclameren (via vakbonden en directe arbeiders en wijkenstrijd) werd de nadruk meer gelegd op “de anarchistische levensstijl” als alternatief voor de maatschappij. Groepen begonnen langs elkaar heen te werken met “thematische onderwerpen” of belangen die ze met een eigen strijdcultuur wilden realiseren, zoals de krakersbeweging. 
Toen we in het voorjaar van 1979 besloten de federatie op te heffen, was dat voor de locale groepen juist een extra impuls om in Appelscha bijeen te komen. De leegte die er na het wegvallen van de federatie ontstond moest weer worden opgevuld zodat er spontaan een nieuw kader ontstond. De Spuitgroep wijdde zijn Anarchistisch Stencil-Stapelwerk aan de voorbereiding van de PL 1979. Weer werd het aantal bezoekers overtroffen; Pinksteren was, in tegenstelling tot de vorige jaren, soms met een stralende zonneschijn gezegend. Dit leidde tot een bezetting van het voetbalveld omdat de camping zelf te vol was, en dat zou nooit meer veranderen. Er was een veelheid van discussies, die decentraal werden gevoerd, omdat de verschillende organisaties (o.a. van vrouwen) en thematische studiegroepen nu vorm moesten krijgen. Maar ook was er in de open lucht die legendarische lezing van Rode Reus Dirk de Vroome.. Zaterdag was er Arrabals Picknick in de vertaling van Dick Gevers. Zondag gaven gevangengezette totaalweigeraars aanleiding tot de nodige demonstraties in Groningen. En er was voor het eerst het optreden van Vuile Mong en zijn Vieze Gasten, die op pinksterzondag zowel een kindervoorstelling als hun vierde produktie vormingstoneel Wild West Revue ten gehore brachten; hun voorstellingen zouden nog lang een van de grote trekpleisters zijn. Ik beschrijf deze PL uitvoerig, omdat daarmee een trend werd gezet van Appelscha als blijvend ontmoetingscentrum. Nog waren er niet de uitgebreide boekenkramen, de veganistische catering van Rampenplan en al die voorzieningen die nu bij Appelscha gerekend worden. Dat moest nog voortkomen uit de samenwerkingsverbanden van de krakersbeweging, de antimiltaristische actie en de antikernbeweging, die in dat jaar op gang kwamen en een eigen leven van tegencultuur gingen leiden. En die viel beter samen met de traditie van Appelscha dan de oude federatie. Er kwam een nieuwe Anarchistische Federatie AF, die opnieuw de contacten onderhield, met Karl Kreuger uiteindelijk als internationaal secretaris. 

Hoe het afliep
In 1983 bestond Appelscha vijftig jaar, en dat herdachten we met zo’n . Dat was weer eens een natte Pinksteren met ware stortvloeden en waterverlast. Bij gelegenheid van dat gebeuren werd de middagbijeenkomst van zondag 23 mei gewijd aan een herdenking, met redevoering en discussie., Mijn zesjarige dochter Anna was naar Vuile Mong kijken en zag hem huizen verhuren, “waarbij de luxaflex op ging als men op de bel drukte en het water ging lopen als ze aan de lichtknop draaiden.” En daarna was er de Roode Poppenkast, die intussen ook alweer legendarisch is geworden. Zelf heb ik toen een redevoering over het wezen van de anarchie gehouden van een half uur en achteraf de verwarring geanalyseerd die er nadien ontstond. Schreef dat ten dele toe aan de slechte nachtrust als gevolg van het lange optreden van punkgroepen als Door Mekaar en The Ex, indertijd met fanfares als De eerste liefdesnacht behorend tot de muzikale krakerscultuur. Mijn conclusie was toen: “[...] ik heb nog nooit zoveel harmonie in Appelscha bespeurd, niet door de weigering om controversen uit de weg te gaan maar waarschijnlijk door het jubileum zelf. Het vijftigjarig bestaan van het kamp werd als een verworvenheid beschouwd, ook al hoefde men het met de tradities der organisatie niet eens te zijn. De strijd tegen de modderoverlast, tegen de onophoudelijke afwas, het allen voedende rampenplan (toen voor het eerst, j.b. in 2003) onopvallend en verbeten gevoerd door al die kameraden van het Noordelijk Gewest met wie we soms zo hartelijk in de clinch zijn geweest, geeft me de overtuiging dat Appelscha ook wel de sociale revolutie zal overleven.” 
Aan dat laatste oordeel is sedertdien weinig veranderd.


 

‘Het duffe landje der Droogstoppels’

In de jaren voordat Kampeerterrein ‘Tot vrijheidsbezinning’ opgericht werd vonden er in het land al diverse Pinkstermobilisaties plaats. Eén van de drijvende krachten achter die mobilisaties was Herman Schuurman. Zijn handel- en zienswijzen leidde echter met regelmaat tot ruzies met name met Noordelingen en dat leidde er weer toe dat de ‘mobilisatie’ veranderde in de vreselijke naam ‘landdagen’. 
Schuurman was ook op een andere manier controversieel namelijk als schrijver van het pamflet Werken is misdaad. Een pamflet dat net zoals Tot Vrijheidsbezinning nog steeds voortleeft.

Door Bert van Wakeren

Het zijn de jaren die achteraf wel eens betiteld zijn als 'de vrolijke jaren na 20'. De Eerste Wereldoorlog is al weer haast lang geleden. De revolutie in Rusland in volle gang en het vrouwenkiesrecht in Nederland onlangs ingevoerd. Voor de middenlagen van de bevolking heeft het leven een prettige wending genomen. Er is volop bedrijvigheid en vertier op het Rembrandtplein in Amsterdam, de Coolsingel in Rotterdam en rond de Passage in Den Haag. Het zijn de jaren van de variété, de bloei van de operette en dancings komen in trek. De oorspronkelijk bestaande woningnood is bijna opgelost en een werkweek van achtenveertig uur met een vrije zaterdagmiddag is ingevoerd. Het waren ook de jaren van een sterke industrialisatie van Nederland. De bouw, de handel, het transport, de agrarische export en de aanzwellende nijverheid waren tekenen van hoogconjunctuur. En om de inkomens aan te passen aan de sterk stijgende prijzen zijn er vrij veel loonstakingen. Langzaam maar zeker echter komt er een recessie, die later het begin zou blijken te zijn van een diepe depressie. De grauwe jaren dertig met zijn werkverschaffing. Het is ook in die jaren, om precieser te zijn 1924, dat Herman Schuurman een pamflet getiteld Werken is misdaad schrijft. Werken is volgens Herman de grootste belediging en vernedering die de mensheid zichzelf heeft aangedaan. 'Het werken is de grote verdoemenis. Het werken maakt geestloos en zielloos; je moet kruipen en knoeien, verraden, bedriegen en vervalsen...werken is levensvijandig, werken is levensvernietigend.' Daarom moet volgens Herman iedere kapitalistische onderneming gesaboteerd worden. En grondstoffen, machines en produkten onbruikbaar gemaakt. Omdat àls er niet gewerkt wordt aan de ondergang van het kapitalisme, er meegewerkt wordt aan de ondergang van de mensheid. Met klare taal beëindigde hij zijn pamflet: 'Wij willen niet door het kapitalisme ten onder gaan, daarom moet het kapitalisme door ons ten onder gaan. Wij willen als vrije mensen scheppen, niet als slaven werken; daarom zullen wij het systeem van de slavernij vernietigen. Het kapitalisme bestaat door het werken van de werkers, daarom willen wij geen werkers zijn en zullen wij het werken saboteren.'

De Amsterdammer Schuurman was lid van het Vrije Jeugd Verbond (VJV), een groep die zich met name richtte tegen kapitalisme en militarisme. Met grote regelmaat riepen ze op tot gewelddadig verzet en sabotage.

'Wij zullen,' schreven ze in de Moker, 'alles vergruizelen, de staat en de fabrieken, heel de organisatie van de maatschappij die is ingesteld op misdaad en karakterloosheid.' Toch viel het pamflet niet alleen maar in goede aarde, ook niet binnen de anarchistische beweging. Zo was volgens de toen 25 en nu 100 jarige anarcho-syndicalist Arthur Lehning de propagandaleus 'werken is misdaad' in strijd met de zelforganisatie en zelfbevrijding van de arbeidersklasse. Zo schreef hij: 'Als wij het kapitalisme niet slechts willen bestrijden, maar ook overwinnen, dan is het ook vanzelfsprekend dat de arbeiders de eigenschappen die hiervoor nodig zijn, zich niet kunnen verschaffen door zich buiten het bedrijf te stellen.' Meer nog: 'Een propaganda om ook onder het kapitalisme goed en verantwoordelijk te werken, kan slechts de morele gezindheid, zonder welke een socialistische maatschappij niet denkbaar is, bevorderen.' Lehning was dan ook geen voorstander van het anarchisme van de daad, zoals bijvoorbeeld Schuurman en Anton Contandse, die ooit Nederland in die periode omschreef als 'het duffe landje der Droogstoppels'.

De Moker-groep wordt wel als één van de merkwaardigste zelfstandige arbeidersjeugdbewegingen gezien die ons land gekend heeft. Bloeiend van 1924 tot 1928 met 500 aanhangers, was het een beweging die overal van zich deed spreken door propagandistische vondsten en extreme opvattingen. De 'werken is misdaad' theorie was trouwens geen nieuwe theorie. De gedachte gaat terug op het sinds 1916 door een Nederlandse vertaling bekende boekje van Paul Lafargue Het recht op luiheid. Toch is er van een praktische doorvoering van de gepredikte sabotage niet echt sprake. Wel waren er sommigen die zich aan geregeld werk onttrokken, en dus op een andere manier in hun onderhoud moesten voorzien. Zoals uit eten gaan, het 'neem en eet' op kosten van de welgestelden en de Bijenkorf. Het idee van Proudhon dat eigendom diefstal is diende als theoretische rechtvaardiging voor deze ontvreemdingspraktijken. Met name Piet Kooyman liet van zich horen met leuzen als: 'Bestorm de magazijnen en neemt wat gij nodig hebt.' En in een ander manifest: 'Neemt, neemt en bevredigt uw normale behoeften.' Opruiïng! De bestraffing was zwaar: zes maanden zonder voorarrest, tien maanden in totaal. Ondertussen verdiende Schuurman zelf wat centen via de uitgave van zijn Werken is misdaad-brochure. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Weer anderen begonnen te parasiteren op vrienden en kameraden; sociale uitkeringen waren er nog nauwelijks. Al met al natuurlijk voldoende stof voor conflicten en ruzies. Die met enige regelmaat onder andere in Appelscha werden uitgevochten.

Gaandeweg wordt ook het radicale verzet meer en meer verdrongen en onschadelijk gemaakt door vakbonden en sociaal democraten die de loonarbeid onder zo gunstig mogelijke voorwaarden wilden organiseren. Let wel: binnen de grenzen die het kapitaal stelt. De loonarbeid op zich, als principe van de kapitalistische productiewijze, wordt niet meer echt ter discussie gesteld. 

Collaboratie

Pas in de jaren zestig is er weer sprake van verzet. Wederom in een soort van breukvlak tussen hoog en laagconjunctuur. Na de Crisisjaren, de massamoorden en de enorme materiële vernietigingen valt er weer veel op te bouwen. En gewerkt werd er. De bomen leken tot in de hemel te groeien en iedereen moest op z'n minst een auto en televisie. De koopkracht verdubbelde. Betere sociale en medische voorzieningen. Vakantie, afleiding en ontspanning voor de massa. Gouden bergen worden beloofd. Om die te kunnen bereiken willen mensen meer geld. Stakingen zijn het gevolg en de geleide loonpolitiek wordt los gelaten. Tegen die steeds verder oprukkende consumptiemaatschappij komt verzet en Provo ontstaat, mede gevoed door de actieve Ban-de-Bom beweging. 'Provo voelt zich voor de keus gesteld: desperaat verzet of lijdzame ondergang. Provo roept op tot verzet waar het kan. Provo beschouwt het anarchisme als inspiratiebron voor verzet. Provo wil het anarchisme vernieuwen en het onder de jeugd brengen.' Dit schrijft onder andere Roel van Duyn in een stencil dat de verschijning van Provo aankondigde. En Van Duyn schrijft meer, veel meer. In het zeer lezenswaardige boek Het witte gevaar, een handboek voor provoos, staat hij in het hoofdstuk Het pre-provo anarchisme uitvoerig stil bij de Moker beweging. Het 'werken is misdaad' van de Moker-jongeren is voor Van Duyn het 'werken is kollaboratie' van de provoos. Naast de overeenkomsten als het afwijzen van werken in deze kapitalistische maatschappij, het beschouwen van jongeren als een zelfstandige politieke kracht, hun kritiek op de bestaande anarchistische beweging en de opruiing die bij de Provo's verpakt is in Provocaties is er volgens Van Duyn één groot verschil. En dat zijn de Witte Plannen van de Provo's. Het Witte Fietsenplan, om op z'n minst het centrum van Amsterdam voor alle motorverkeer af te sluiten; het Witte Kinderplan voor meer crèches en tegen het gezinsdenken en het Witte Schoorstenenplan om de luchtverontreiniging tegen te gaan. Allerlei plannen bedoeld als verbetering (en als provocatie) van de bestaande maatschappij. Van Duyn: 'Die zouden de Moker-jongens onverdragelijk en onprincipieel reformisme gevonden hebben. Reformisties zijn de Witte Plannen ook inderdaad, maar toch zijn zij het die Provo tot een levenskrachtiger beweging maken, want juist op een gebrek aan direkte resultaten is de beweging der jongere anarchisten verlopen. Er werd te veel gepraat en getheoretiseerd, te weinig bereikt.' De Provo's geloven ook niet meer dat de revolutie van de arbeiders zal komen. Proletariaat en burgerij waren tot één grote grijze massa samengesmolten: het klootjesvolk. 'Hoe iemand in die apathische, afhankelijke, geestloze troep kakkerlakken, torren en lieveheersbeestjes enig vertrouwen kan stellen is onbegrijpelijk.' Om de vastgeroestheid en de zelfgenoegzaamheid van de verveelde consument te doorbreken vestigden ze hun hoop op het 'provotariaat' en de intelligensia. In juni 1966 doet Provo mee met de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen met als leus "Stem provo, kèjje lachen". Ze behalen een zetel en als beweging heffen ze zich op in mei '67. Na twee jaar actievoeren was de geest enigzins uitgeput. Provo was ook meer een ideeënbom dan een vaste structuur. Bij de volgende raadsverkiezingen wordt Provo omgedoopt tot Kabouterpartij en behalen een zetel of vier.
Tijdens de Pinksterlanddagen van 1970 komt in de congresbundel Werken is misdaad terug in de bijdrage van Constant Nieuwenhuis. Hij schrijft ondermeer: ‘Zijn vrijheid van tijd is een direct gevolg van de verdwijning van de produktie-arbeid. Hij kan vrij beschikken over zijn totale leven, het begrip “vrije tijd” omvat zijn hele levenstijd. Het ritme van werk en rust, van dag en nacht, maakt plaats voor het ritme van creatieve momenten. Met het verdwijnen van arbeid, verdwijnt ook de noodzaak om te wonen, om een vaste verblijfplaats te hebben. De ludieke maatschappij is een collectieve leefruimte op wereldschaal waarin de mensen zich vrijelijk bewegen en die zij onophoudelijk veranderen, in overeenstemming met hun veranderende inzichten en behoeften.’

Herdrukken

De economie bleef ondertussen groeien. De zogenaamde oliecrisis, die niet meer was dan de strijd om de macht over olie, gooide echter roet in het eten. Dit werd nog versterkt doordat de Verenigde Staten de kosten van de Vietnam-oorlog niet meer konden dekken met normale middelen. Men begon geld te drukken, dat hen anders zou hebben ontbroken. Het systeem stokt, leidt tot haperingen in de produktie, de koopkracht neemt af. Langzaam maar zeker gaan we weer op weg naar massawerkloosheid. 
Aan het begin van deze periode verschijnt in herdruk het boek Recht op Luiheid, ditmaal met een voorwoord van Anton Constandse. Volgens Constandse was het boek nog steeds actueel tenslotte 'moge men de huidige welstand van West Europa fundamenteel verschillend vinden van de ellende der arbeiders in de vorige eeuw, dan bedenke men dat al in Zuid Europa die andere wereld begint die zich uitstrekt over Afrika en Azië, de wereld van de armoe, de ziekte, de werkloosheid en analfabetisme, waarvan Lafargue zo veelvuldig getuigt. En daartegenover de dolle weelde, de overconsumptie, het jagen op markten en grondstoffen.'
Onderwijl publiceert de Vrije Socialist in 1978 integraal Schuurmans pamflet. 'Libertair ingestelde geesten geloven niet zo hard aan de idylle dat de mens zichzelf vormt en hervindt in het arbeidsproces. Kunnen geestdodende werkomstandigheden, autoritaire arbeidsverhoudingen en de klote producten, die ze vaak opleveren bevrijdend werken?', schreef een redactielid als begeleidende tekst. Een paar jaar later stipt Ewald Vanvugt in Brief aan een nieuwe werkloze de tekst aan, om aan te tonen 'dat de opvatting van arbeid als zin van het leven misschien niet eens de halve waarheid, maar juist een vuile leugen is.' Volgens Ewald is het eerder zo dat wie bevrijd is van de arbeid, bevrijd is van een fundamentele greep op zijn leven. Zowel Constandse als Vanvugt werken ondertussen mee aan de heruitgave van De vrijwillige slavernij van Etienne de la Boétie. Dit boek, oorspronkelijk uit 1553 en voor het eerst in 1933 in het nederlands verschenen, bevat de opvatting dat onderdrukking slechts mogelijk is door de gehoorzaamheid van de onderdrukten zélf. Een gedachte die je bij anarchisten vaker hoorde, net zoals de opvatting dat elke regeringsvorm per definitie onderdrukking met zich meebrengt. 'Weest besloten niet te dienen en ge zijt vrij!', schreef Etienne. 
In het toen nog anarcho-socialisties tijdschrift De As wordt in een themanummer over arbeidsethos Werken is misdaad door Jaap van der Laan aangehaald. Voor hem is de tekst een uiting van een strijd tegen de gedwongen arbeid, tegen de vervreemding van de arbeid. Een strijd minstens zo oud als het kapitalisme. Maar er is een maar. 'Aan de konflikten rond Werken is misdaad is te zien dat het niet eenvoudig is het individuele niet werken zodanig door te voeren dat het maatschappelijk effecten heeft. En ook al lijkt de individuele werkweigering logisch, dan nog blijft het de vraag hoe je daarmee de algehele bevrijding van de loonarbeid kunt bereiken.' En daar gaat het juist om volgens Jaap. En om het scheppen van een 'zelfbeheer-maatschappij'. Voor hem is daarom de 'eigen werk' beweging belangrijk omdat 'daarin de praktijk van een op andere wijze samenwerken en produceren kan worden uitgetest. Arbeid in de zin van gezamenlijk scheppen van levensbehoeften is uiteindelijk een noodzakelijke voorwaarde om een zelfbeheermaatschappij te kunnen laten bestaan.'

En deze 'eigen werk' beweging leeft als nooit te voren mee op de golven van de kraakbeweging en acties voor het milieu, Amelisweerd; het feminisme, het leven in eigen hand; van het moet en kan anders en deze rechtsorde is de onze niet! Groepen als Bond Werkschuw Tuig, Bond tegen het arbeidsethos en Basta proberen ideeën achter Werken is misdaad op activistische wijze in de praktijk te brengen. Mensen uit Nijmegen, Sittard en andere steden, verenigd in de 'werkgroep betaalstaken' van het Landelijk Beraad Uitkeringsgerechtigden, geven een dikke brochure uit, Betaalstaken, verzetsmiddel van baanlozen en andere minima.
En Arthur Lehning? Die schrijft op 85 jarige leeftijd in de Gids: 'In het huidige tijdsgewricht zou een traktaat over opstand niet zozeer over het recht van opstand maar veeleer over de plicht tot opstand moeten handelen.'

Drukdrukdruk

In de aansluitende periode van laagconjunctuur vind er weer een kapitalistische sanering plaats. Faillissementen, sterfhuisconstructies, nieuwe fusies en drastische loonsverlagingen. En onderwijl wordt er door de vakbonden en sociaal democraten wederom geraaskalt over werk, werk en nog veel meer werk. Al dan niet verpakt in werkverschaffingsmaatregelen. Jàren achtereen. De 'eigen werk' beweging wordt vakkundig de nek omgedraaid. En als dat alles niet meer nodig is, een hoogconjunctuur heb je ook zo te pakken, kunnen wij onszelf wel commercieel bezighouden, moeten we dat zelfs. De verzorging van kinderen, van zieke familieleden, van het huis zelf? Het commerciële circuit in, alles een betaalde baan. Op die manier wordt een onuitputtelijke ruimte voor nieuwe werkgelegenheid geschapen. De totale economisering van het private en dagelijkse leven.
Wie ondertussen de dreigingen bij het begin van het nieuwe millennium inventariseert, kan een lange lijst onder ogen krijgen: gat in de ozonlaag en broeikaseffect, mogelijke bevolkingsexplosies, radioactief afval, water, bodem en luchtverontreiniging, wapenhandel en oorlogen met al dan niet dreiging van inzet van atoomwapens, kernreactorlekken, waterschaarste en stijging van de waterspiegel, voedseltekorten, kappen tropisch regenwoud, voedsel en genetische manipulatie, ongelukken met chemische fabrieken. Met gemak kan een ieder deze lijst nog heel wat uitbreiden. En wat schreef Herman Schuurman ook alweer? Werken is levensvernietigend?
Ondertussen slaat de elite zich op de borst omdat ze wel 100 uur in de week werken, drukdrukdruk. Verbruiken we in het westen, als een vijfde van de wereldbevolking 80% van de grondstoffen. Bezitten de 240 rijkste mensen evenveel als 30% van de arme kant van de wereld. En wat gebeurt er meer? Meer wegen, meer auto’s, grotere huizen, meer spullen en tegelijkertijd lopen enorm veel mensen bij het Riagg, treinen vol valium elke dag weer. En uit onderzoek van het FNV blijkt dat zeker 10% van de werkenden zich bedreigt voelt op het werk, dat 30% er eigenlijk totaal genoeg van heeft en dat steeds meer mensen arbeidsongeschikt gemaakt worden. Ondertussen roepen politieke partijen in koor: er moet langer gewerkt worden, door iedereen. 
Alleen waaraan? De ondergang van de mensheid? Of het kapitalisme?

Pinksterlanddagen

Blijkbaar moet de samenleving eerst tegen een maatschappelijk hartinfarct oplopen voordat we 'nee!' kunnen zeggen. Het nee als begin van een opstand. Van het is genoeg. En misschien komen we dan via al die individuele opstanden erachter dat ook de opstand van anderen noodzakelijk en gerechtvaardigd is. En dat het samen, met elkaar soms ook helemaal geen kwaad kan. Integendeel zelfs.
Of hebben we met ons allen teveel profijt van de situatie van elkaar nodeloos bezighouden met het verplaatsen van papier, het controleren daarvan en de handel in lucht? Om maar wat te noemen.
En dan wordt plots Werken is misdaad opnieuw uitgegeven. Waarom hebben jullie dit pamflet weer uitgegeven, vraag ik aan Sandra van uitgeverij De Dolle Hond.
'Ik was altijd erg geïntrigeerd door een citaat uit de Moker dat door Anton Constandse was opgenomen in zijn boek over de Alarmisten:" Het moet als een mokerslag klinken in de oren der burgers dat wij, wij jongeren, het langer verdommen om ons achter het vieze, gore gedoe van de ouderen uit de beweging te scharen. Een ieder moet weten dat wij zijn gezagloze, goddeloze, haveloze en 't liefst werkloze proleten in deze samenleving, en dat wij van hun religieuze, ethische gedoe ook geen liefhebbers zijn." Toen bij verschillende mensen het idee ontstond om tijdens de Pinksterlanddagen in Appelscha een blaadje te gaan maken, schoot me dit citaat weer te binnen en begon ik wat uit te zoeken over die Moker-jongeren. Bij Ger Harmsen las ik de titel van het pamflet van Schuurman en in het IISG vond ik een exemplaar. Dat was snel gekopieerd en opnieuw uitgegeven.'
Wat is nog de waarde van zulke teksten, vraag ik.
'Waarschijnlijk worden teksten als die van Schuurman tegenwoordig nog maar nauwelijks begrepen, maar dat dient ons slechts aan te zetten om ons nog duidelijker te articuleren. Het is een beroerde tijd, waarin de sociale assertiviteit tot een nulpunt lijkt te zijn gedaald en het consumentisme hoogtij viert. Wij voelen ons onveilig op straat, daarom moet de overheid dat oplossen door meer politie met meer bevoegdheden! De individuele oplossing is ook zeer algemeen: hoewel de woningnoodcijfers in Amsterdam even groot zijn als aan het begin van de jaren tachtig, kiest men er liever voor om naar een kraakwachtenburo te gaan of bij de ouders te blijven wonen dan om gezamenlijk voor woonruimte te knokken zoals dat destijds gebeurde. Voor de rest is iedereen bezig met werk, werk, werk en rijden ze allemaal rond in die rare blikken dozen; en praten ze over niets door die mobiele telefoons. De waarde van teksten als Werken is misdaad is in deze na-paarse Kokhalstijd zeer groot! Als consequent anti-kapitalist ben je gedwongen om anti-economische alternatieven te zoeken, dat wil zeggen activiteiten die het kapitalisme schade berokkenen. Niet werken is zo'n 'activiteit'.'

Zouden we ons weer bevinden op een breukvlak tussen hoog- en laagconjunctuur? In eerdere periodes ging die vergezeld met het uitgeven van Werken is misdaad, Recht op luiheid en De vrijwillige slavernij. En ook nu wordt er weer geprobeerd ze aan de vergetelheid te onttrekken. Voorbodes van scheuren in het poldermodel, van een nog diepere economische crisis in aantocht? Of gewoon toeval?
En wat zou Arthur Lehning er trouwens nú van denken? Tijd voor een opstand? Of zoals Schuurman het schreef: ‘Wij willen als vrije mensen scheppen, niet als slaven werken; daarom zullen wij het systeem van de slavernij vernietigen. Het kapitalisme bestaat door het werken van de werkers, daarom willen wij geen werkers zijn en zullen wij het werken saboteren.’

Het wordt weer tijd voor opstand in het duffe landje der droogstoppels!



Genoemde boeken
Werken is misdaad en Recht op luiheid zijn uitgeven door uitgeverij De Dolle Hond, Postbus 16578 1001 RB Amsterdam.
De vrijwillige Slavernij is onlangs weer uitgegeven door uitgeverij IRIS, Postbus 9471 1006 AL Amsterdam.
Brief aan een nieuwe werkloze is in een geactualiseerde versie onder de titel Brief aan een overspannen werknemer verschenen bij Baalprodukties, Postbus 780 6130 AT Sittard.
Over het recht van opstand van Arthur Lehning verscheen in Buiten de Orde (nr2/99)


 

Nou gefeliciteerd…..

Ik zat aan een vijver in het Vondelpark wat voor me weg te mijmeren. Probeerde af te komen 
van het beklemmende gevoel te leven in een wereld hollend naar haar ondergang. Het failliet 
van de burgerlijke beschaving, haar moraal corrupt, haar cultuur een dun laagje vernis kwam 
op me af als een zuidwester storm. De moedeloze gelatenheid, berusting en de aanvaarding 
van het noodlot die in de samenleving de overhand hebben kwam bij me over als een 
wurgpaal onder Franco: de lucht wordt je langzaam maar zeker steeds meer onthouden, tot 
stikkend toe. 
De om zich heen grijpende sfeer van matheid, benepenheid en slaafse volgzaamheid in de 
parlementaire politiek was me ook een gruwel. Het parlementarisme liet haar ware gezicht weer 
zien. Men knikte ja en met name amen terwijl het bewuste gegoochel met cijfers op tafel kwam 
te liggen. De uitbreiding van Schiphol, de aanleg van de Betuwe- en de Hoge Snelheidslijn, 
diverse andere grote bouwprojecten, allemaal droegen ze het stempel van politiek gesjoemel. 
Met doelbewuste leugens, het achterhouden van rapporten werd de bevolking een rad voor 
de ogen gedraaid. En schouderophalend deden de zogenaamde volksvertegenwoordigers dat 
weer af met een welgemeend ‘je moet vooruit kijken’. Er werd gewoon een punt achter gezet. 
Fortuin en Volkerts moord hadden de boel ook niet wezenlijk veranderd, de droogstoppels, de 
oude politiek hadden de touwtjes weer stevig in handen.
“Dan maar protesteren door het zitten tegen een boom met een rietje in de mond?” vroeg ik 
afwezig aan de oude ietwat verlopen man naast me, een sloeber, vissend in de vijver. 
Meewarig keek hij me aan en stak van wal: “Er zijn christen-socialisten, vrije socialisten, 
revolutionaire-socialisten, er zijn anarchisten en vrije anarchisten, anarcho-syndicalisten en 
gewone syndicalisten, en dan heb je ook nog groene, roze en bloedrode anarchisten, en lao-
iranen, las-ers en vrije bonders, en niet te vergeten de salon-socialisten en huiskamer-
anarchisten, met daarnaast zich bewust niet-anarchist noemende anarchisten. De splinters van 
de versplintering, en dan is het niet gek dat er geen deuk in een pakje tofu geslagen kan 
worden. Inkthelden en zoetwateradmiraals noemde ik ze al in de roerige jaren twintig van de 
vorige eeuw. Kleine introverte gemeenschapjes waren en zijn het.” Hij hield even in en voor 
zich uit starend ging hij ietwat sentimenteel verder: “Het was ook niet voor niets dat de 
inlichtingendienst in 1926 over de Pinkstermobilisatie in Appelscha schreef dat de 
anarchistische groepen een verzamelplaats waren van onevenwichtige onmaatschappelijke 
elementen, meest opgeschoten jongens en meisjes beneden de 25 jaar, die hun seksuele 
hartstochten onder het mom van vrije liefde botvierden. Joh, dat waren nog eens tijden. We 
kwamen toen samen in de bossen van Appelscha, op een terrein met de toepasselijke naam de 
‘Koele’. Hier werd in 1933 een stokje voor gestoken, het moest maar eens afgelopen zijn. Ook 
toen al had je christen-fundamentalisten. Maar een aantal slimmeriken hadden met list een 
aardappelveldje gekocht en doopten dat om tot ‘Terrein tot Vrijheidsbezinning’, of kortweg, 
'Het Terrein'. Met als doel het geven van gelegenheid tot kamperen en het houden van 
bijeenkomsten, een en ander ten dienste en tot bevordering van de vrijheidslievende 
socialistische beweging. ‘In den ruimsten zin’ werd er nog aan toegevoegd in de statuten. In 
1934 vond aldaar de eerste Pinksterbijeenkomst plaats, en binnenkort de zoveelste. 
Ongetwijfeld zullen wel weer diverse overblijfselen van de splitsmanie die zo kenmerkend is 
geweest voor de anarchistische beweging hun ideologische scherpslijperij ten beste geven: 
een wedstrijdje punt-komma's.”
De man vertelde nog dat hij er wederom niet bij zou zijn want onder 'in den ruimsten zin' valt 
niet het zijn van notoir drankorgel. En dat was hij en op Tot Vrijheidsbezinning gold nog altijd 
het adagium van Domela Nieuwenhuis: denkende arbeiders drinken niet en drinkende 
arbeiders denken niet. 
Vermoeid stond de man op waarbij ik opmerkte dat aan de krakkemikkige hengel helemaal geen 
aas zat. Het was tijd voor zijn borrel in Scheltema. Met een hartelijke klap op mijn schouder en 
met een wel gemeend ‘beste jong, mij hebben ze nooit gekregen’ schuifelde hij langzaam het 
Vondelpark uit
“Een wedstrijdje punt-komma's”, herhaalde ik in mijn hoofd, “splitsmanie.” Dat waren rake 
typeringen, maar misschien zei dat tegelijkertijd iets over de kracht van de anarchistische 
beweging door de jaren heen.
Hoe lang was het geleden dat ik er was in Appelscha? Jaren, echt jaren. Was het die keer dat 
op het podium een zeker Xhandra zich helemaal onder smeerde met ketchup en Domela aanriep 
om weer op te staan. ‘Oh Domela, oh Domela, kom terug!’ Een flinke beroering had het 
gegeven, dat was zeker. Of die keer dat de ‘oudjes’ elkaar met wandelstokken te lijf gingen, alle 
stramheid plots negerend. Ik hoorde toen dat zulke taferelen ook menigmaal plaatsvonden 
tijdens de maandelijkse zondagse vergaderingen, en dat dan de één na de ander met boze 
koppen de vergadering verliet. En dat zelfs zogenaamde jongeren dat gedrag hadden 
overgenomen. Maar wat wil je ook met duizendenéén anarchisten, zoals de oude man verteld 
had, en de afsplitsingen van de splitsingen. Het leken allemaal wel had-je-me-maar’s. 
En dat al 70 jaar…. nog steeds bezinnend op de vrijheid. Die standvastige volhardendheid was 
misschien toch wel een felicitatie waard, tenslotte bestond het tenminste nog, Het Terrein.

Cor van Gelder


 

Hadjememaar

"Tot behoud van een tolerante en liberale maatschappij moeten elementaire rechten en wetten opzij worden gezet. Het enige antwoord is een liberale jihad." Aan het woord zijn de Tweede Kamerleden van de VVD, Wilders en Hirsi Ali. Lees de zin nog eens over en je ziet: de wereld op zijn kop, een soort van Orwelliaanse nieuwspraak. Tolerant is de vrijheid om in een gevangenis geworpen te mogen worden, om niets, en daar moet je dan wel dankbaar voor zijn. Nieuwe reactionairen grijpen de macht: de roep om het zogenaamde herstel van de autoriteit. Dat zogenaamde herstel leidt tot onvrijheid, dat moge duidelijk zijn. Blijkbaar hebben de VVD-ers niet zo heel veel vertrouwen in een democratie en drijven ze eigenlijk de spot met de rechten van de mens. Daarmee zijn ze geen haar beter dan bijvoorbeeld de machthebbers is Algerije: dreigen ze de verkiezingen te verliezen dan hebben de verkiezingen niet plaatsgevonden.
Het is een politiek die dronken is, dronken door gebeurtenissen. Het is een politiek waarin daadkrachtige beslissingen worden genomen, waarbij echter rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit er totaal niet meer toe doen. Het is een conservatieve revolutie, in naam van het absolute liberalisme of tegenwoordig in naam van een terugkeer naar Amerikanse waarden. Iets dat al langer aan de gang is. Zo bezit ook in ons eigen brave landje één procent van de huishoudens tot op de dag van vandaag nog steeds zo'n vijfenveertig procent van het totaal aan particulier vermogen. In 1980 was dat nog 'maar' dertig procent. De rijken worden rijker, de armen armer, onmiskenbaar. En zo zijn er vele andere overeenkomsten, want ook 's werelds 'grootste' democratie neemt het niet zo nauw met wetten en afspraken: zijn ze te lastig dan verdwijnen ze gewoon in de onderste la.
Rechts is dus weer helemaal terug, met uitspraken in alle soorten heftigheid, en daarmee ook het decadente roofkapitalisme. Verwoord door Balkenende II, een regering 'vol met ellendige stompzinnige rattige schrapende leugenachtige racistische smeerlappen', zoals Piet Grijs het mooi kan zeggen, die de aankomende jaren op de televisie ongetwijfeld hun misselijk makende praatjes zullen gaan verkopen. Je zou haast denken dat Volkert de verkeerde heeft omgelegd, hoewel die moord juist ook weer duizend nieuwe patsers en klootzakken heeft doen ontluiken: de Wilders en Hirsi Ali's. En door hen zullen we geregeerd worden. En dat geregeerd worden betekent dat iedere handeling, iedere transactie en iedere beweging wordt opgemerkt, geregistreerd, geinventariseerd, belast, gestempeld, gemeten, gemerkt, betaald, gepatenteerd, verboden, toegestaan, van kantekeningen voorzien, berispt, verhinderd, veranderd, hersteld en gecorrigeerd. Niks geen minder regels, want het motto van de nieuwe onvervalst rechtse regering mag dan wel zijn 'meedoen, meer werk, minder regels' de realiteit zal anders zijn. Onder het voorwendsel van de maatschappelijke doelmatigheid en in naam van het algemeen belang wordt er van je diensten gebruik gemaakt, wordt je afgericht, uitgeschud, uitgebuit, in beslag genomen, gekneveld, uitgezogen, misleid en bestolen; vervolgens word je bij het minste verzet, bij je eerste klacht, ingetoomd en gecorrigeerd, door de slijk gehaald, gekwetst, opgejaagd, afgesnauwd, lam geslagen, machteloos gemaakt, gemuilkorfd, gevangengenomen, gefusilleerd, beschoten, beoordeeld, veroordeeld, gedeporteerd, opgeofferd, verkocht, verraden en tot overmaat van ramp gemanipuleerd, voor de gek gehouden, beledigd en onteerd. Dat is de nieuwe regering, dat is haar rechtvaardigheid, dat is haar moraal!
En daarmee hebben we het recht om in opstand te komen want wanneer de regering de vrijheden en de elementaire rechten schendt, zoals Wilders en Hirsi Ali voorstellen, is verzet in alle vormen terecht, dringend geboden en van groter belang dan welk ander recht ook. Je hebt recht op verzet! Door bijvoorbeeld niet meer in te stemmen met de gevestigde macht. Want macht bestaat alleen bij de gratie van de instemming, de collaboratie of passiviteit van de mensen over wie ze wordt uitgeoefend. Wanneer je er geen gezag en gewicht meer aan toekent, bestaat ze niet meer. Het recht op verzet manifesteert zich in de weigering persoonlijk een bijdrage te leveren aan de denkwijze die haar bepaalt; door te weigeren haar te steunen, breng je haar aan het wankelen. En wanneer macht haar geloofwaardigheid verliest, verdwijnt ze vanzelf. 
Kortom ik weiger, ik kan niet anders!