home>inhoud reader>Historische lezing #3 Reader PL 2005 |
|
Temidden van het bruutste geweldDeel 3, slotHet verzet van Nederlandse anarchisten tijdens de Tweede Wereldoorlogdoor Arie Hazekamp Hulp aan onderduikersDe hulpverlening aan onderduikers vormde de hoofdmoot van de anarchistische verzetsactiviteiten. Het ging daarbij niet alleen om de vervolgde joodse landgenoten maar ook om degenen die gedwongen werden om in Duitsland te gaan werken. Het onderduiken nam grote vormen aan vanaf 1942. In 1943 telde ons land maar liefst 300.000 onderduikers. Uiteraard waren er ook betrokkenen uit de beweging zelf die onder moesten duiken, zoals Albert de Jong, voorman van het NSV. In 1942 werd hij en zijn vrouw in huis opgenomen bij Willem Freeling, een metselaar die actief was in de Twentse syndicalistische beweging. Gedurende de gehele oorlog bleef hij ondergedoken zonder gepakt te worden. Andere anarchisten die minder in het vizier van de Duitsers liepen doken eveneens onder bij geestverwanten. Meinte Ringia deed dit omdat hij weigerde in Duitsland te werk te worden gesteld. Ook hij kwam de oorlog zonder kleerscheuren door. Revue-artiest Fré Boerema dook onder nadat hij in een voorstelling de Duitsers te kakken zette in een nummer waarin hij ons land iets te nadrukkelijk in het zonnetje zette. Tamelijk onschuldig maar het publiek wist dit dusdanig te waarderen dat de autoriteiten op hem loerden. Verschillende anarchisten namen joodse onderduikers in huis. In Appelscha was dit bijvoorbeeld het geval bij Jan van Zanden en Tinus Veenstra, die allebei betrokken waren bij het anarchistisch terrein ‘Tot Vrijheidsbezinning’ in dit Friese bolwerk van het anarchisme. Tinus Veenstra werd echter verraden. NSB-ers dwongen hem vervolgens de plek in de bossen aan te wijzen waar hij ze had ondergebracht, hetgeen hij weigerde in de overtuiging dat zijn laatste uur geslagen had. In plaats van te worden neergeschoten werd hij overgebracht naar het beruchte Scholtenshuis in de stad Groningen waar de Sicherheitsdienst een zeer kwalijke reputatie had vanwege de vele folteringen die er plaats vonden. Veenstra hield echter dapper stand en kwam uiteindelijk vrij, waarschijnlijk mede omdat men zijn politieke verleden en overtuiging niet kende. De beweging kende in Amsterdam en in de noordelijk gelegen bolwerken ook tal van joodse geestverwanten. Uiteraard werden ook zij van onderdak voorzien, zoals het geval was met de gebroeders Sam en Moos Nijveen uit Sappemeer die beide een vooraanstaande positie innamen in de noordelijke beweging. Sam zou de oorlog echter niet overleven als gevolg van verraad. In de stad Groningen wist de familie Aptroot uit handen van de Duitsers blijven. Zij dreven een reformzaak die onder een andere naam en eigenaar tot op heden bestaat. Om de continuïteit van de hulp aan onderduikers te kunnen garanderen was de verspreiding van illegaal verkregen bonkaarten van cruciaal belang. Vrijwel alle belangrijke levensmiddelen waren immers uitsluitend op de bon verkrijgbaar. Vooral de kringen rond De Vonk slaagden er in uitstekend in om deze bonkaarten ruim voor handen te hebben. De organisatie slaagde hierin door een goed functionerend netwerk op te bouwen met medewerkers van diverse distributiekantoren die deze kaarten leverden. Groot was de ergernis toen allerlei knokploegen op gewelddadige wijze zich tot deze kantoren toegang verschaften. Behalve dat dit geweld onnodig was, de kaarten kwamen er immers in voldoende mate, zette deze werkwijze ook de bestaande contacten op het spel. Eén van de koeriers van dit bonmateriaal was Henk Pomp, ook een inmiddels overleden betrokkene bij het anarchistisch terrein in Appelscha. Hij stapte eens met een loodzware koffer met kaarten in de trein en moest noodgedwongen plaatsnemen tegenover een Duits officier. Groot was zijn schrik toen er vervolgens controle in de trein plaatsvond door Duitse soldaten. Pomp werd echter gered door de officier die kennelijk geen trek had in het gedoe van een controle in zijn buurt en de soldaten maande door te lopen. Bij het uitstappen voegde de officier hem lachend toe dat hij zeker met vlees op pad was, gezien het gewicht van de koffer. Dit nu beaamde Pomp uiteraard van harte, opgelucht dat hij de dans was ontsprongen. Het vervalsen van persoonsbewijzen hoorde eveneens bij de hulp aan onderduikers. Dit was uiteraard specialistenwerk. De anarchistische kunstenaar Chris Lebeau die voor de oorlog onder meer illustraties verzorgde voor het blad van de IAMV, De Wapens Neder, was bij dit werk betrokken. Uiteindelijk liep hij hiermee tegen de lamp en belandde in concentratiekampen. Er werd hem vrijlating in het vooruitzicht gesteld indien hij zou beloven zich niet meer voor dit vervalserwerk te lenen. Dit nu weigerde hij. Uiteindelijk overleed hij in een concentratiekamp. StakingMassaal verzet in de vorm van stakingen kwam weinig voor in de oorlogsperiode. Eén van de uitzonderingen betrof uiteraard de bekende februaristaking in 1941 die vooral op het conto van communisten is bijgeschreven. Anarchisten hebben echter ook meegewerkt aan het welslagen van deze actie en riepen nadien een steunfonds in het leven voor de slachtoffers van deze actie. Deze keerde honderden guldens uit aan steun. De aanleiding van deze staking bestond uit de toenemende NSB-terreur in Amsterdam tegen de joden, die deel uitmaakte van de tactiek van de NSB om door de Duitsers serieus genomen te worden. De voorzitter van de anarchistische vakvereniging van gemeentewerklieden, C.J. (Jo) Priem, liet in deze hoedanigheid op briefpapier van zijn organisatie een openlijke manifest uitgaan onder het overheidspersoneel die opriep tot actie tegen deze jodenvervolging. Hij wekte op om de ontslagen Joodse collega’s althans financieel niet in de steek te laten. Arrestatie volgde maar dankzij de uitstekende verdediging van zijn advocaat kwam Priem er af met slechts vier maanden celstraf. In 1943 werd er eveneens gestaakt en wel in de periode april/mei. De aanleiding betrof de maatregel dat alle militairen van het voormalige Nederlandse leger opnieuw in krijgsgevangenschap zouden worden genomen. In het hele land vonden stakingen plaats, maar in Groningen en Friesland was ze vrijwel algemeen. In de noordelijke veenstreken, van oudsher anarchistische bolwerken van verzet, ging men driest te keer. |
De inzet daar richtte zich op het bewerkstelligen van een heuse volksopstand. In Nieuwe Pekela drongen stakers met aan het hoofd de anarchist Lammert Siepel het gemeentehuis binnen aangezien de NSB-burgemeester, Th. Heeg, een staking onder het personeel aldaar tegenhield. Siepel sloeg het portret van NSB-leider Anton Mussert op het hoofd van de burgemeester kapot alvorens hij met anderen de burgemeester in het Pekelder Diep smeet. Deze mocht er van de talloze omstanders pas weer uit nadat hij ‘Leve de koningin’ had geroepen en zijn NSB-speldje in het water had geworpen! Turfschipper Lammert Siepel zou levenslang de gevolgen van zijn daad ondervinden. Hij werd uiteindelijk gepakt en dusdanig mishandeld dat hij na de oorlog als oorlogsinvalide uit Duitse gevangenschap terugkeerde. Zijn longen hadden vanwege de vele klappen onherstelbare schade opgelopen. Non-coöperatieHet niet meewerken aan de Duitse bezettingspolitiek, non-coöperatie, betrof veelal echter zaken die minder spectaculair waren. Hetgeen uiteraard niet betekende dat dergelijke daden zonder consequenties konden en hoefden te blijven. De reeds genoemde Jan van Zanden die boer was, misleidde de Duitse bezetter door weliswaar op diens last met zijn vee op pad te gaan voor de verplichte keuring, maar voor het bereiken van de plek van handeling rechtsaf te slaan en huiswaarts te keren. Ook gaf hij op veel minder te produceren dan in werkelijkheid het geval was. De Amsterdamse syndicalist Louis Mounoury weigerde op de tram als conducteur aan Duitse militairen de voorgeschreven privileges te verlenen. De enige plek die veilig was om samen te komen waren de huiskamerbijeenkomsten. Reeds vanaf het begin van de oorlog vonden in de beweging illegale samenkomsten plaats. De anarcho-syndicalisten van het NSV kwamen op deze wijze regelmatig landelijk bijeen en dat gold tevens voor de kringen rond het blad Bevrijding. Rondreizende propagandisten als Jo de Haas bedienden hun gehoor zo bij de mensen thuis in plaats van de gebruikelijke kleine zaaltjes en rokerige cafés. De noordelijke anarchisten troffen elkaar desondanks met zekere regelmaat op het anarchistisch terrein in Appelscha. Op last van de Duitsers moest de stichting die eigenaar was ontbonden worden en werd het terrein in de verkoop geplaatst. Daarop verkreeg een privé-persoon, de voormalige voorzitter van de stichting, het eigendom en die verkocht het na de oorlog voor hetzelfde bedrag weer terug aan de opnieuw opgerichte stichting. Niet onbelangrijk tenslotte als activiteit in de oorlogsjaren waren de vele blijken van onderlinge steun binnen de voormalige anarchistische beweging. De netwerken van mensen die elkaar kenden en vertrouwden bleven bestaan. Zo leverden de anarchisten uit het noorden (Groningen, Friesland en Drenthe) de nodige bonkaarten, aardappelen en brandstoffen aan de geestverwanten in het westen van het land waar de schaarste reeds voor de hongerwinter van 1944 aan de orde was. ConclusieVeel bekende en minder bekende anarchisten hebben zich met verzetswerk ingelaten. Ze hebben dat niet of nauwelijks onder specifiek anarchistische vlag gedaan en al helemaal niet vanuit één specifiek organisatorisch kader. Dit lag ook niet in de aard van de anarchistische beweging die in Nederland steeds als een lappendeken van allerlei organisaties heeft gefungeerd en bovendien verschillende stromingen omvatte die onderling heel verscheiden waren. De stelling dat het anarchisme als politieke beweging geen factor van betekenis is geweest in het verzet, zoals wel bij de communisten het geval is geweest, lijkt juist, maar biedt slechts een beperkt perspectief op de rol die anarchisten in de Tweede Wereldoorlog hebben gespeeld. Inderdaad was de beweging zoals geschetst aan de vooravond van de oorlog sterk verzwakt door onderlinge geschilpunten, de overheidsrepressie en de discussie over Spanje. Voor de anarchisten die actief werden in De Vonk speelde het belang mee dat gehecht werd aan het vormen van een platform waarin aan de eenheid van alle socialisten werd gewerkt. Door het hanteren van deze ‘doorbraak’-gedachte hadden deze anarchisten geen behoefte aan specifiek anarchistisch verzet. De stellingname dat het anarchisme geen factor van betekenis is geweest miskent het karakter van de anarchistische beweging. Zij functioneerde niet louter als politieke beweging en opereerde evenmin via de geijkte patronen als zodanig. Er was geen sprake van een eenduidig organisatorisch kader als bij een politieke partij met een hiërarchische structuur van waaruit richting dan wel leiding wordt gegeven en een achterban die daaraan gehoor geeft. Evengoed kan dan beweerd worden dat het anarchisme als politieke beweging in ons land nimmer een factor van betekenis is geweest. Dat doet geen recht aan de talloze anarchisten die wel in de oorlogsjaren actief zijn geweest en aan degenen onder hen die dit met de dood hebben moeten bekopen. Voor hen werd in september 1946 op het terrein ‘Tot Vrijheidsbezinning’ in Appelscha ter nagedachtenis een monument opgericht met als motto: ‘Onkwetsbaar blijft de geest temidden van het bruutste geweld’. Arie Hazekamp Bovenstaande tekst is een bewerking van lezingen die Arie Hazekamp hield tijdens het Anarchisme Festival in Wageningen (4 mei 2004) en op de Pinksterlanddagen in Appelscha (30 mei 2004). Lezing 2005 De historische lezing zal dit jaar in het teken staan van de ondersteuning
door Nederlandse anarchisten van Duitse vluchtelingen na de machtsovername
van Hitler in januari 1933, een onderwerp dat in bovenstaande lezing reeds
wordt aangeduid. Nederland speelde een belangrijke rol in de vlucht van Duitse anarchisten en vooral anarchosyndicalisten uit het Ruhrgebied en het Rijnland. De belangrijkste vluchtroute om te ontkomen aan de genadeloze naziterreur voerde naar ons land. Daartoe werden uitgebreide illegale netwerken opgebouwd die tot eind 1936 of begin 1937 in stand bleven totdat de Gestapo vrijwel alle actieve anarchistische kernen in Duitsland had opgerold. Naast de hulp aan vluchtelingen speelde Nederland ook een belangrijke rol bij de smokkel van verboden lectuur naar Duitsland. |