home>inhoud reader>Historische lezing #2

Reader PL 2005

 

Temidden van het bruutste geweld

Het verzet van Nederlandse anarchisten tijdens de Tweede Wereldoorlog

door Arie Hazekamp

Duitse bezetting

Toen de Duitsers in mei 1940 ons land bezetten, wisten de anarchisten precies waar ze aan toe waren. De systematische terreur van de nazi’s, de praktijken in de concentratiekampen, de jodenvervolgingen, het was allemaal bekend. Al vanaf het prille begin van het nazi-bewind in 1933 was er in de bladen die tot de anarchistische beweging kunne worden gerekend uitvoerig over deze kwesties gepubliceerd. Het antwoord van de beweging op de inval is dan ook dat alle openbare activiteiten worden gestaakt. Bladen hielden op te verschijnen, bijeenkomsten vonden geen doorgang meer, organisaties hieven zichzelf op. Belastend materiaal werd vernietigd of goed verstopt. Het complete archief van het anarchistisch weekblad De Arbeider ging in vlammen op in de tuin van de administrateur, Derk Ploeger.

De eerste anarchisten, waaronder de genoemde Ploeger en Albert de Jong (voorman NSV) werden overigens door de Nederlandse autoriteiten gearresteerd samen met anderen uit de (vrij-)socialistische beweging en NSB-ers. Dit geschiedde op basis van zwarte lijsten die door de Centrale Inlichtingen Dienst (CID) reeds vanaf de jaren twintig waren aangelegd. Ze werden overgebracht naar een afgekeurde gevangenis in Hoorn waar ze onder primitieve en beroerde omstandigheden werden vast gehouden. Vrijlating volgde voordat de Duitsers hun bezetting wisten te voltooien. Niemand van hen schijnt naderhand last te hebben gehad van deze detentie.

Er is echter één blad dat stug doorging met publiceren en dat was De Vrije Socialist. De eigenzinnige redacteur Gerhard Rijnders beschuldigde de andere bladen uit de beweging in zijn krant van vluchtgedrag. Rijnders wist de eerste maanden van de bezetting behendig tussen alle klippen door te zeilen. Zo trotseerde hij meermalen gesprekken met de beruchte Sicherheitsdienst (SD). Uiteraard paste hij er voor de Duitsers aan te pakken in zijn blad. In plaats daarvan fulmineerde hij vooral tegen de NSB (met wie de Duitsers ook niet veel ophadden) en die van het socialisme de ware betekenis uiteraard niet begrepen en bovendien het gore lef hadden om te pogen Domela Nieuwenhuis himself in te palmen. Onduidelijk is gebleven wanneer De Vrije Socialist precies is verboden, maar na augustus 1940 zijn geen exemplaren bewaard gebleven.

Rijnders liet zich hier echter niet door uit het veld slaan. Dat kon ook moeilijk want hij leefde van zijn publicaties. Na het verbod van zijn krant startte hij met de publicatie van brochures waarin hij op gematigde toon de basisprincipes van het anarchisme blijft uitdragen. In de brochure ‘Brood en Vrijheid’ keert hij zich bijvoorbeeld tegen opgelegd gezag en neemt stelling voor zelfstandig denken en oordelen. De Duitsers legden echter ook deze vorm van publicatie aan banden waarna Rijnders overging op de uitgave van vredeskalenders. Hij wist de oorlog en de hongerwinter in het bijzonder te overleven door de fondsen voor anarchistische uitgaven die hij onder zijn beheer had, ondermeer voor de verzamelde werken van Domela Nieuwenhuis, op te souperen.

Niet alleen De Vrije Socialist werd door de Duitse bezetter verboden, alle belangrijke met de anarchistische beweging verbonden organisaties was dit lot beschoren. In ’40 en ’41 gold dit voor de genoemde IAMV en het NSV als ook voor bijvoorbeeld de vrijdenkersvereniging De Dageraad die in de jaren dertig vooral de jodenvervolging in Hitler-Duitsland aan de kaak had gesteld.

Standpunten over WO II

In anarchistische kring overheerste de zogenaamde ‘Derde Front’-gedachte ten aanzien van de Tweede Wereldoorlog, zoals dit ook het geval was in bredere radicaal-socialistische kring links van de sociaal-democratische SDAP. Tegenover het fascistisch machtsblok en dat van de geallieerden hield men de gedachte van het internationaal georiënteerde socialisme hoog. Met beide strijdende partijen had men weinig op, mede vanwege de kapitalistische verhoudingen die er aan ten grondslag lagen. Bovendien waren de anarchisten antimilitaristen, die veelal militaire dienst hadden geweigerd. Met georganiseerd geweld had men weinig op.

Toch werden er verschillende consequenties getrokken uit dit gedachtegoed als het ging om het verrichten van verzetswerk. De ene stroming onthield zich eenvoudigweg van al te directe betrokkenheid bij het werk in de illegaliteit. Dit gold bijvoorbeeld voor het netwerk rond Jo de Haas, die voor de oorlog een van de belangrijkste propagandisten van de beweging was geweest. De Haas stond reeds langere tijd op een strikt geweldloos standpunt, motiveerde dit in toenemende mate op een religieuze manier en achtte zich één van de ‘laatste mannen in burger’. Daarmee gaf hij aan dat zowat iedereen ‘vermilitariseert’ was in de toenmalige politieke verhoudingen hetgeen niet verenigbaar was met vergaande bemoeienis met de illegaliteit.

Een tweede groep die zich onthield van actie waren nota bene de Alarmisten rond Piet Kooyman. In de jaren dertig hadden deze zich laten gelden als de meest militante groep binnen de beweging met het propageren van het ‘neem- en eet’-recht en de publicatie van verschillende opruiende manifesten. De meeste van hen belandden hierdoor meer dan eens in de gevangenis. Het standpunt dat er geen wezenlijk verschil lag tussen fascisten en geallieerden verklaart wellicht dat iemand als Henk de Groot er niet voor terug schrok bunkers te bouwen voor de Duitsers op Schiermonnikoog, een praktijk die in zijn directe omgeving overigens nadrukkelijk werd afgewezen. Niet alle betrokkenen uit deze kring hanteerden een dergelijke stellingname. Roel Drent die er in de jaren dertig reeds op had gewezen dat de strijd tot het uiterste diende te worden gevoerd, moest dit in de oorlog met de dood bekopen.

De Nederlandse anarchisten kozen in hoofdzaak echter voor geweldloze directe actievormen tegen de Duitse bezetter.
Zij deden dit in de geest van Bart de Ligt, de in 1938 overleden theoreticus die binnen de beweging in de periode tussen de wereldoorlogen een aanzienlijke invloed had verkregen met zijn geschriften en lezingen.

De Ligt ontwikkelde complete strijdplannen tegen de oorlog en voor de verdediging van de sociale revolutie. Daarbij ging het om middelen die pas vanaf de jaren ’80 gemeengoed in de beweging zijn geworden als burgerlijke ongehoorzaamheid, boycot, non-coöperatie en lijdelijk verzet. Van massaal verzet in deze geest was echter geen sprake bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, noch van anarchisten, noch van anderen. Het duurde zelfs vrij lang voordat het verzet sowieso op gang kwam. Vanuit revolutionair-socialistische kring werd op basis van een dergelijke actiestrategie vanaf 1941 De Vonk opgezet, een illegale en ondergrondse organisatie die een gelijknamig blad uitgaf.

Hierbij sloten zich de nodige anarchisten aan, vooral uit de antimilitaristische beweging (IAMV) en de intellectuele hoek, zoals de kring rond het tijdschrift Bevrijding en leden van de Bond van Anarcho-Socialisten (BAS). In de stad Groningen kwam een sterke Vonk-groep tot stand waar verschillende anarchisten deel van uitmaakten, waaronder een aantal onverschrokken jongeren. Onder hen bevond zich Feiko Munniksma, een oud-dienstweigeraar. Verraad zou een flink deel van deze groep fataal worden. Ook Munniksma belandde in verschillende concentratiekampen maar wist deze te overleven.

Een tweede organisatielijn die ondergronds werkzaam was en waarbinnen anarchisten actief waren betrof voormalige leden van het NSV. Deze bleven veelal buiten De Vonk opereren, aangezien ze zich, zoals Albert de Jong, niet geheel konden vinden in het program van deze groep. Vooral in Amsterdam en Twente poogde deze kleine groep in bedrijven arbeidersraden op te zetten om van daaruit verzetswerk op te bouwen.

Niet vergeten mogen worden de anarchisten die gewoon voor hun opvattingen bleven uitkomen zoals zij dit altijd hadden gedaan. Dit nu was reeds gevaarlijk. Zo werd het dragen van het gebroken geweertje Klaas Drent uit Nieuwe Pekela fataal. Hij werd op grond hiervan naar het concentratiekamp Neuengamme getransporteerd en werd daar vermoedelijk vergast.

Illegale publicaties

Nederlandse anarchisten hebben zich gedurende de Tweede Wereldoorlog met verschillende vormen van verzetswerk bezig gehouden. Allereerst dienen in dit verband de illegale publicaties genoemde te worden. Zoals gezegd waren verschillende anarchisten betrokken bij De Vonk, zo ook bij de publicatie van het gelijknamig blad dat door deze organisatie werd vervaardigd. De bekende propagandist Henk Eikeboom publiceerde in het blad, de genoemde Derk Ploeger en Piet Zuydendorp (IAMV, BAS) drukten het blad, de van de IAMV bekende Han Kuysten zette zich in bij de verspreiding van De Vonk, terwijl Wim Jong (eveneens bekend IAMV-er) eveneens bij het blad betrokken was. In Assen bouwde Teun de Jong (bekend als vrijdenker en betrokken als financier bij het anarchistische terrein ‘Tot Vrijheidsbezinning’ in Appelscha) een heel netwerk op voor De Vonk dat bestond uit zo’n 60 mensen. Ook hij drukte het blad, een proces dat op een gegeven moment regionaal werd georganiseerd. In Leeuwarden bestond een Vonk-groep rond Wieke Bosch, die voor de oorlog actief was in de IAMV en het Fries Propaganda Comité dat anarchistische bijeenkomsten in die provincie organiseerde. Zij werd gearresteerd in november 1942 toen de Sicherheitsdienst in het hele land leden van de Vonk (‘werkers’) arresteerde. Ze belandde in het bekende vrouwenkamp Ravensbrück waar ze werd vergast in februari 45, enkele weken voor de komst van de Amerikanen.

De genoemde anarcho-syndicalisten uit het NSV maakten en verspreidden diverse pamfletten in de oorlogsjaren. In de laatste fase van de oorlog startten zij het blad ‘Bedrijfsgemeenschap’ dat in Twente werd vervaardigd.

Jo de Haas bleef ondanks zijn onthouding van verzetsactiviteiten publiceren. Hij gaf een hele reeks Woensdagavondbrieven uit die later Oorlogsbrieven gingen heten en veelal op sarcastische wijze commentaar bevatten op de toenmalige omstandigheden en de hypocriete houding van velen. Ze vormden de weerslag van huiskamerlezingen die hij gedurende de oorlog verzorgde bij geestverwanten. De Haas beschikte vanwege zijn rondreizend bestaan als propagandist over tal van betrouwbare contacten en adressen waar hij overnachtte. Uiteindelijk ontstond rond zijn publicaties een heel netwerk van productie en verspreiding. Tevens publiceerde hij de brochure ‘Tussen twee werelden’ die door noordelijke anarchistische groepen in de loop van 1941 werd uitgegeven. De Haas werd verschillende malen gearresteerd en zat op grond van zijn actief verleden vast in de kampen Schoorl en Amersfoort. In de laatste maand werd hij op weg van Emmercompascuum naar Appelscha gearresteerd en vervolgens met acht anderen gefusilleerd.

Henk Eikeboom publiceerde behalve voor De Vonk ook tal van eigen teksten zoals hij dat in de hoedanigheid als uitgever steeds had gedaan. De stencilmachine stond gewoon in de huiskamer en was zichtbaar voor een ieder die zijn woning betrad. Hij bekommerde zich weinig om zijn eigen veiligheid ook niet nadat zijn vriendenkring hem ervan had doordrongen zijn woonplaats Amsterdam te verlaten omdat daar arrestatie dreigde. Ondergedoken In Den Haag ging hij onverdroten op oude voet voort. In 1941 werd hij daar gearresteerd om vervolgens in verschillende concentratiekampen te belanden. Hij zou in die van Rothenburg-Sandbossel overlijden in mei ‘45.

Sommige anarchisten kozen voor openlijke vormen van protest, zoals de bekende antimilitarist Jan Hooijberg die tevens voorzitter was van het Sociaal Anarchistisch Verbond (1928-1930). In 1941 zond hij een tweetal brieven naar Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Afschriften hiervan werden op grote schaal verspreid. Hiervoor werd hij in 1942 veroordeeld door het Duitse Landesgericht tot 15 maanden celstraf wegens het ’verspreiden en opstellen van Duitsvijandige geschriften’. Na zijn vrijlating wendde hij zich met Kerst ’43 tot de soldaten met een manifest. Deze actie bleef zonder gevolgen.

[ > Lees verder in het laatste deel > ]

[inhoud reader]
[home]